Oefentoets ordening

Oefentoets ordening
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets ordening

Slide 1 - Tekstslide

3.1 


  • Je kunt organismen indelen in hoofdgroepen en rijken
  • Je kunt de celkenmerken noemen van dieren, planten, schimmels en bacteriën
  • Je kunt de groepen noemen die ontstaan bij de verdere indeling van een rijk

Slide 2 - Tekstslide

Bij het ordenen verdeel je een verzameling in groepen met hetzelfde........
A
kenmerk
B
Soort
C
Domein
D
Ras

Slide 3 - Quizvraag

Eukaryoten …
A
Hebben altijd celkern
B
Hebben soms een celkern
C
Hebben geen celkern

Slide 4 - Quizvraag

In de afbeelding is een cel schematisch getekend.


Tot welke hoofdgroep behoort het organisme waarvan deze cel afkomstig is?

Slide 5 - Open vraag

In welke twee hoofdgroepen is het leven op aarde ingedeeld?

Slide 6 - Open vraag

Prokaryoten zijn bacteriën en....
A
Schimmels
B
Planten
C
Archae
D
Protozoa

Slide 7 - Quizvraag

n de afbeelding is een cel schematisch getekend.


Tot welk rijk behoort het organisme waarvan deze cel afkomstig is?

Slide 8 - Open vraag

3.2

Slide 9 - Tekstslide

Wanneer behoren organismen tot een soort?

Slide 10 - Open vraag

Je ziet twee kattenrassen.


Geef aan of de volgende bewering juist is of onjuist.


Een sphynx en een Britse korthaar (zie afbeelding) kunnen vruchtbare nakomelingen krijgen.

Slide 11 - Open vraag

Een paard en een ezel kunnen samen nakomelingen krijgen. De nakomelingen van een ezel (hengst) en een paard (merrie) heten 'muildieren'. De nakomelingen van een paard (hengst) en een ezelin heten 'muilezels'. Muilezels en muildieren zijn niet vruchtbaar.


Behoren een ezel en een paard tot één soort? Leg uit.

Slide 12 - Open vraag

Hoe heet het type onderzoek waarbij de DNA-volgorde wordt bepaald?

Slide 13 - Open vraag

Hoe langer geleden de gemeenschappelijke voorouder van twee soorten leefde, des te.........
ze verwant zijn.
A
Meer
B
Minder
C
Niet meer of minder

Slide 14 - Quizvraag

3.3 
  • Je kunt dieren indelen op grond van de kenmerken skelet en symmetrie.
  • Je kunt kenmerken en voorbeelden noemen van zes stammen van het dierenrijk.

Slide 15 - Tekstslide

In de afbeelding zie je vier foto's van dieren.


Welke van de afgebeelde dieren zijn tweezijdig symmetrisch?
A
Alleen dieren 1 en 2
B
Alleen dieren 2 en 3
C
Alleen dieren 2 en 4
D
Alleen dieren 3 en 4

Slide 16 - Quizvraag

Een ronde tafel met vier poten is
A
Tweezijdig symmetrisch
B
Veelzijdig symmetrisch

Slide 17 - Quizvraag

Welke twee kenmerken zijn belangrijk bij de indeling van het dierenrijk in stammen?( meerdere antwoorden kunnen goed zijn)
A
Het skelet
B
De symmetrie
C
De cellen

Slide 18 - Quizvraag

In een dierengids staat bij een foto de volgende beschrijving: 'De dieren zijn niet symmetrisch. Ze hebben een skelet van stevige hoornvezels tussen de cellen en ze leven vastzittend op de bodem van de zee.'


Welke dieren zijn op de foto in de dierengids te zien?
A
Neteldieren
B
Sponzen
C
Stekelhuidigen
D
Weekdieren

Slide 19 - Quizvraag

3.4
- Je kunt planten indelen in 8 stammen
- Je kunt kenmerken en voorbeelden noemen van vaatplanten en groenwieren.
- Je kunt kenmerken en voorbeelden noemen van sporenplanten.

Slide 20 - Tekstslide

Het plantenrijk kun je indelen in acht stammen. De volgende stammen horen bij de groene planten: groenwieren, hauwmossen, kransmossen, vaatplanten en levermossen.

Welke stam hoort nog meer bij de groene planten?
A
Blauwgroene wieren
B
Bladmossen
C
Roodwieren
D
Zaadplanten

Slide 21 - Quizvraag

Het rijk van de planten kun je indelen in acht stammen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Het plantenrijk wordt ingedeeld in verschillende stammen.


Bij welke stam komen eencellige planten voor?
A
Zaadplanten
B
Zowel groenwieren als zaadplanten
C
Groenwieren

Slide 23 - Quizvraag

De groene aanslag op de deur in de afbeelding zijn organismen die behoren tot het plantenrijk.


Tot welke stam van de planten behoren deze organismen?
A
Groenwieren
B
Zaadplanten
C
Zowel groenwieren als zaadplanten

Slide 24 - Quizvraag

3.5 
- Je kunt kenmerken noemen van schimmels.
- Je kunt uitleggen dat schimmels zowel nuttig als schadelijk kunnen zijn, en hiervan voorbeelden noemen.

Slide 25 - Tekstslide

Is de volgende bewering juist of onjuist?


Paddenstoelen hebben een functie bij de voortplanting van schimmels.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Een mycoloog onderzoekt het DNA van twee gistcellen die op hetzelfde kleine oppervlak voorkomen.


Hebben deze gistcellen identiek DNA?
A
Ja
B
Nee

Slide 27 - Quizvraag

Noem twee voorbeelden waarbij schimmels nuttig zijn

Slide 28 - Open vraag

De herfst is het meest gunstige seizoen voor paddenstoelen.


Waardoor komt dit?
A
Er ligt weinig afgestorven blad, de lucht is vochtig en de temperatuur is nog hoog
B
Er ligt veel afgestorven blad, de lucht is droog en de temperatuur is laag
C
Er ligt veel afgestorven blad, de lucht is vochtig en de temperatuur is nog hoog

Slide 29 - Quizvraag

3.6 
- Kun je kenmerken noemen van bacteriën.
- Kun je uitleggen dat bacteriën zowel nuttig als schadelijk kunnen zijn, en hiervan voorbeelden noemen.

Slide 30 - Tekstslide

Hoe planten bacteriën zich meestal voort?

Slide 31 - Open vraag

Wat is een nuttige functie van bacteriën in de natuur?

Slide 32 - Open vraag

In je darmen zitten miljarden bacteriën.


Waarom word je daar (meestal) niet ziek van?
A
Je afweersysteem ruimt al die bacteriën op, voordat je er ziek van wordt
B
Die schadelijke bacteriën poep je uit voordat je er ziek van wordt
C
Het zijn nuttige bacteriën die je niet ziek maken

Slide 33 - Quizvraag