Examentraining V5 en V6

Examentraining Duits
Typische examenwoordenschat
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Examentraining Duits
Typische examenwoordenschat

Slide 1 - Tekstslide

Het grote geheim
Examenteksten vragen niet per se om heel goed Duits te kunnen.
Het vraagt om begrip over wat CITO van je wil.
Weet je dat, dan haal je goede cijfers.

Slide 2 - Tekstslide

Het recept
- ken de signaalwoorden
- vergroot je woordenschat
- ken de veelvoorkomende vragen
- ken de vraagsoorten
- gebruik de trucjes
- oefenen, oefenen, oefenen

Slide 3 - Tekstslide

Was weißt du schon?
Een woord opzoeken kost veel tijd en gaat ten koste van je concentratie. 
Daarom is het nuttig veelvoorkomende examenvragen uit je hoofd te leren.

Slide 4 - Tekstslide

Verbanden en functiewoorden

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Einschränkung
A
beperking
B
uitbreiding
C
concretisering
D
versterking

Slide 7 - Quizvraag

Schlussfolgerung
A
tegenstelling
B
voorwaarde
C
conclusie
D
uitbreiding

Slide 8 - Quizvraag

Steigerung
A
voorbeeld geven
B
versterking
C
samenvatting
D
vermeerdering

Slide 9 - Quizvraag

"Ergänzung" betekent:
A
inleiding
B
oplossing
C
uitleg
D
aanvulling

Slide 10 - Quizvraag

conclusie
bevestiging
Das Fazit
zum Schluss
Selbstverständlich
also
tatsächlich
wirklich
zweifellos
zusammenfassend
Klar
folglich

Slide 11 - Sleepvraag

Functiewoorden -
Hoe noem je het in het Duits als je van een concreet voorbeeld naar een algemene uitleg gaat?
A
Schlussfolgerung
B
Relativierung
C
Konkretisierung
D
Verallgemeinerung

Slide 12 - Quizvraag

Functiewoorden -
Hoe noem je het in het Duits als je van een algemene uitleg naar een tastbaar voorbeeld gaat?
A
Schlussfolgerung
B
Relativierung
C
Konkretisierung
D
Verallgemeinerung

Slide 13 - Quizvraag

Functiewoorden -
Hoe noem je het in het Duits als je nieuwe informatie geeft over iets dat je net genoemd hebt?
A
Erweiterung
B
Beschränkung
C
Schlussfolgerung
D
Relativierung

Slide 14 - Quizvraag

Functiewoorden -
Hoe noem je het in het Duits als je een net genoemd argument minder sterk maakt?
A
Erweiterung
B
Beschränkung
C
Schlussfolgerung
D
Relativierung

Slide 15 - Quizvraag

Functiewoorden -
Hoe noem je het in het Duits als je een net genoemd argument nog sterker maakt?
A
Steigerung
B
Beschränkung
C
Schlussfolgerung
D
Beispiel

Slide 16 - Quizvraag

Toon van de tekst

Slide 17 - Tekstslide

toon van een tekst
Alle teksten hebben een bepaalde toonzetting:
krantenartikel: feiten weergeven: neutraal of zakelijk.
Bij recensie: schrijver geeft mening. 
Evenals bij opiniestuk / column                                                                  
Probeer toon te herkennen!                                           

Slide 18 - Tekstslide

Signaalwoorden

Slide 19 - Tekstslide

Vul aan:
"nicht nur ...... _____ auch"

A
zwar
B
sondern
C
aber
D
anders

Slide 20 - Quizvraag

Vul aan:
entweder ... _____

A
aber
B
ob
C
oder
D
denn

Slide 21 - Quizvraag

Welk signaalwoord/functiewoord hoort bij welk tekstverband? Sleep de goede antwoorden naar elkaar toe.
zum Beispiel
zudem
denn
obwohl
daher
voorbeeld
opsomming
reden / oorzaak
tegenstelling
gevolg / conclusie

Slide 22 - Sleepvraag

Ich mache alle Aufgaben mit diesen Tricks. Schließlich habe ich die Leseprüfung gut bestanden.
A
gevolg/conclusie
B
reden/verklaring
C
tegenstelling
D
uitbreiding/opsomming

Slide 23 - Quizvraag

Ich habe wirklich alles gemacht um gute Noten zu bekommen: viele Stunden gelernt, geübt und immer Hausaufgaben gemacht
A
gevolg/conclusie
B
vergelijking
C
concretiseren
D
tegenstelling

Slide 24 - Quizvraag

also
damit
deshalb
auch
dagegen
sogar
Betekenissen van signaalwoorden
ook
zelfs
zodat
daarom
dus
daarentegen

Slide 25 - Sleepvraag

de functie van "dennoch" is:
A
opsomming
B
tegenstelling
C
oorzaak-gevolg
D
conclusie

Slide 26 - Quizvraag

de functie van "dadurch" is:
A
opsomming
B
tegenstelling
C
oorzaak-gevolg
D
conclusie

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

Woordenboekgebruik

Slide 29 - Tekstslide

Gebruik van woordenboek
  • Kun je het woord niet vinden? ------> hakken                                
  • Zoek de afzonderlijke delen in het woordenboek                         
  • Haal voorvoegsels weg                                                                             
  • Bij voltooid deelwoord: probeer te achterhalen wat hele ww is

Slide 30 - Tekstslide

Lesen

Slide 31 - Tekstslide