H6.1 tm 6.5 Procenten

H6 Procenten
H6.1   Breuken en procenten
H6.2  Rekenen met %
H6.3  % berekenen
H6.4  Negatieve breuken
H6.5  Breuken met GR

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H6 Procenten
H6.1   Breuken en procenten
H6.2  Rekenen met %
H6.3  % berekenen
H6.4  Negatieve breuken
H6.5  Breuken met GR

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H6.1 Breuken en procenten
Procenten

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Procenten

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H6.2 Rekenen met procenten

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rekenen met procenten

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat is ⅛ in procenten?
A
25%
B
12,5%
C
80%
D
8%

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is in procenten?
A
20%
B
60%
C
80%
D
75%

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is van € 500?
A
€ 100
B
€ 45
C
€ 400
D
€ 50

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Korting betekent dus....
A
minder betalen
B
meer betalen
C
sneller afrekenen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een iPhone kost 700 euro.
Mediamarkt viert een jubileumjaar en geeft 15% korting. Wat is de korting?
A
€ 105
B
€ 75
C
€ 595
D
€ 15

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schilderij kost € 900.
Prijsverhoging 9%.
Nieuwe prijs is € ………
A
€ 81
B
€ 719
C
€ 1000
D
€ 981

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een basketbalvereniging heeft 543 leden. Hiervan is 18,6% meiden. Hoeveel leden zijn meiden?
A
18,6
B
100
C
19
D
101

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jaan krijgt op een jas €129,95 een korting van 42,5%.
Hoeveel moet ze betalen?
Antwoord hieronder zonder €-teken: bv 45,33.
Berekening op papier schrijven (docent controleert)

Slide 13 - Open vraag

100% - 42,5% = 57,5%
57,5% x 129,95=
57,5 :100 x 129,95 = € 74,72
Wesley betaalt €925,47 huur per maand.
De prijs gaat met 4,1% omhoog. Hoeveel is de nieuwe prijs?
Antwoord hieronder zonder €-teken: bv 45,33.
Berekening op papier schrijven (docent controleert)

Slide 14 - Open vraag

100% + 4,1% = 104,1%
104,1% x 925,47 =
104,1 : 100 x 925,47 = € 963,41
6.3 Percenateg berekenen
Regel 


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van de 27 leerlingen in klas 1F komen er 21 op de fiets.
Hoeveel % van de leerlingen komt op de fiets? (afronden op een decimaal)
A
27/21 = 1,3 %
B
77,8 %
C
21:27 x100 = 77,7 %
D
27: 21 x 100 = 128,6 %

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de bus zitten 18 vrouwen en 28 mannen.

Hoeveel % van de passagiers is man? (afronden op een decimaal)
A
18/28 x 100 = 64,3 %
B
28/46 x 100 = 60,9%
C
28: 18 x 100 = 155,6%

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De kost € 50.
Prijsverhoging 10%.
Nieuwe prijs is € ………
A
40
B
45
C
600
D
55

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Normaal kost een zak chips €2,50 euro.
Nu is er 30 % korting.

Bereken de nieuwe prijs.
A
€ 0,30
B
€ 1,75
C
€ 0,75
D
€ 2,10

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op sneakers van €155,- krijg je 45% korting.
Bereken de nieuwe prijs.
A
€69,75
B
€85,25

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

6.4 Wat moet je kunnen?
• ik kan breuken vereenvoudigen 
• ik weet wat ik met negatieve breuken moet doen 
• ik kan negatieve breuken optellen en aftrekken 
• ik kan negatieve breuken vermenigvuldigen

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting Negatieve getallen

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf de berekening van deze getallenlijn op

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

los op:
-36 + -7=
A
-43
B
-42
C
-31
D
-29

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Los op:
-43--8 =
A
-51
B
-31
C
-52
D
-35

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Negatieve getallen
vermenigvuldigen en delen

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rekenvolgorde

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld: 
-10 x (35+14)-- 5 =
-10 x 49 --5 =
-490--5 =
-490+ 5= 
-485

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reken uit incl. tussenstappen
(-10x9+-90:10): -3=
vul alleen je antwoord in bv 35
schrijf berekening op klad

Slide 29 - Open vraag

(-90+-9):-3=
-99:-3=
33
Reken uit incl. tussenstappen
-48:(-8+-4)+-6x-3=
vul alleen je antwoord in bv 35
schrijf berekening op klad

Slide 30 - Open vraag

-48:-12+-6x-3=
4+18=
22
Wat moet je kunnen?
• ik kan breuken vereenvoudigen 
• ik weet wat ik met negatieve breuken moet doen 
• ik kan negatieve breuken optellen en aftrekken 
• ik kan negatieve breuken vermenigvuldigen

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reken uit

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Optellen en aftrekken met negatieve breuken
• eerst maak je de breuken gelijknamig 
• daarna kan je optellen en aftrekken 
• dezelfde regels voor optellen en aftrekken gelden zoals je geleerd hebt

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als je klaar bent met rekenen
• vereenvoudig breuken zoveel mogelijk 
• haal de helen eruit 
• laat geen minteken in de teller of noemer staan

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


!

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Einde van de les
Tot de volgende keer

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tips voor de volgende les

Slide 38 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Tops van deze les

Slide 39 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies