Unit 4: congruency

Unit 4 
Congruency
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Unit 4 
Congruency

Slide 1 - Tekstslide

AND
Wanneer 2 voorwerpen met elkaar verbonden zijn door het woord 'and', wordt het onderwerp meervoud:
Her mother and Jane live in San Francisco.
Echter, wanneer deze voorwerpen verwijzen naar een en dezelfde persoon of ding, blijft het onderwerp enkelvoud:
Meat and potatoes is my favourite meal.
Marjolein, my friend and colleague, works at a different school. 

Slide 2 - Tekstslide

either/ or, neither/ nor
Twee onderwerpen verbonden met een van deze twee termen, krijgen een enkelvoudige werkwoordsvorm.
Either Tom or Jim falls down the stairs during this fight.
Neither Freddie nor Jane knows how to help them.
Bij meervoud wordt het werkwoord ook meervoud:
Either the strikers or the bosses have to give up some demands.
Neither the men nor the women know what to do.

Slide 3 - Tekstslide

Collective nouns
Bij zelfstandige naamwoorden die naar een groep verwijzen, wordt een enkelvoudig werkwoord gebruikt.
Manchester United has won the League.
The audience was thrilled.
Als de groep wordt gezien als een samenstelling van individuen, wordt het werkwoord meervoud:
The crowd are starting to take their seats.

Slide 4 - Tekstslide

Collective nouns; vervolg
Neither, or, en but hebben allen een enkelvoudig werkwoord.
Neither man has arrived

! Police always take a plural form of the verb:
The police have arrested the thief.

Slide 5 - Tekstslide

Vern and Fred ..... a ride to work.
A
need
B
needs

Slide 6 - Quizvraag

Margo and her parents ...... each other often.
A
visit
B
visits

Slide 7 - Quizvraag

Either the cups or the glasses ......in the dishwasher.

A
are
B
is

Slide 8 - Quizvraag

Een enkelvoudige persoonsvorm is dus:
A
hele werkwoord
B
werkwoord + ing
C
werkwoord + s
D
werkwoord + ed

Slide 9 - Quizvraag

Het woord 'police' krijgt altijd:
A
enkelvoudige persoonsvorm bijv has
B
meervoudige persoonsvorm bijv have

Slide 10 - Quizvraag

Twee enkelvoudige onderwerpen verbonden door either...or krijgen:
A
enkelvoudige persoonsvorm
B
meervoudige persoonsvorm

Slide 11 - Quizvraag

Twee enkelvoudige onderwerpen verbonden door 'and' krijgen normaalgesproken:
A
enkelvoudige persoonsvorm
B
meervoudige persoonsvorm

Slide 12 - Quizvraag

Let's try:
My brother ... study as well as he should.
A
don't
B
doesn't

Slide 13 - Quizvraag

Twee meervoudige onderwerpen verbonden door either...or krijgen:
A
enkelvoudige persoonsvorm
B
meervoudige persoonsvorm

Slide 14 - Quizvraag

Four dollars ... enough to buy the new book.
A
was
B
were

Slide 15 - Quizvraag

Mom or dad ... going to take me to the mall.
A
are
B
am
C
is

Slide 16 - Quizvraag

Twee enkelvoudige onderwerpen verbonden door neither...or krijgen:
A
enkelvoudige persoonsvorm
B
meervoudige persoonsvorm

Slide 17 - Quizvraag

... she and her sister ... a room?
A
Does / share
B
Do / share

Slide 18 - Quizvraag

Either Jack or Mary ... going to help me.
A
is
B
are
C
am

Slide 19 - Quizvraag

Neither Jacky nor Susan ... a room of her own.
A
have
B
has
C
are having

Slide 20 - Quizvraag

The team ... going to win.
A
are
B
is

Slide 21 - Quizvraag

... Anya and her sister look alike?
A
Do
B
Does

Slide 22 - Quizvraag

My friend and the love of my life ... Chris.
A
am
B
is
C
are

Slide 23 - Quizvraag

Bread and cheese ... my favourite lunch.
A
am
B
are
C
is

Slide 24 - Quizvraag