Un monumento o naturaleza - par. 3
Welk monument / natuurverschijnsel heb je bezocht?
Wanneer heb je het bezocht?
Hoe ging je ernaar toe en met wie?
Leg uit wat het monument inhoudt (wat is het, wat was het vroeger, hoe ziet het eruit).
Of leg uit wat het natuurverschijnsel is en waarom het bijzonder is en hoe ziet het eruit.
Waar ligt deze bezienswaardigheid? Vertel ook ten opzichte waarvan
Leg uit wat je van de excursie of van het monument vond.
Korte zinnen.
Gebruik de woorden uit de reader.
GEbruik bijvoeglijke naamwoorden uit de reader.
Gebruik voegwoorden: primero, segundo, luego, después, por último