VWO 1: quiz woordenschat en Sprachmittel

Was machen wir heute?
- vragen voor de toets?
- Quiz
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Was machen wir heute?
- vragen voor de toets?
- Quiz

Slide 1 - Tekstslide

Woordenschat

Slide 2 - Tekstslide

Welk woord past niet:
die Freundin - der Freund - der Name

A
die Freundin
B
der Freund
C
der Name

Slide 3 - Quizvraag

Welk woord past niet:
Österreich - der Verkehr - die Schweiz
A
Österreich
B
der Verkehr
C
die Schweiz

Slide 4 - Quizvraag

Welk woord past niet?
der Apfel - das Ei - die Banane
A
der Apfel
B
das Ei
C
die Banane

Slide 5 - Quizvraag

Welk woord past niet?
der Kuchen - der Pfeffer - das Salz
A
der Kuchen
B
der Pfeffer
C
das Salz

Slide 6 - Quizvraag

Welk woord past niet?
das Wasser - das Getränk - die Nudeln
A
das Wasser
B
das Getränk
C
die Nudeln

Slide 7 - Quizvraag

Welk woord past het beste?
Können Sie mir einen E-Mail ....................?
A
fahren
B
schicken
C
sprechen

Slide 8 - Quizvraag

Welk woord past het beste?
Wir fahren mit ................... nach Hamburg.
A
das Auto
B
das Handy
C
die Reise

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord past het beste?
Wohnst du ..................... der Schule?
A
schön
B
in der Nähe von
C
Österreich

Slide 10 - Quizvraag

Welke woorden passen
allemaal bij 'das Frühstück'?

(1 minuut)

Slide 11 - Woordweb

haben & sein

Slide 12 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van 'sein' in:
...................... ihr morgen auf der Party?
A
sind
B
seid
C
bin

Slide 13 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van 'sein' in:
Er ................ dreizehn Jahre alt.
A
bist
B
ist
C
sind

Slide 14 - Quizvraag

Vul de juist vorm van 'sein' in:
Ich ............. heute krank.

Slide 15 - Open vraag

Vul de juiste vorm van 'sein' in:
.................... du heute in der Schule?

Slide 16 - Open vraag

Vul de juiste vorm van 'haben' in:
Ich .................... Tickets für das Spiel bekommen!
A
habe
B
hat
C
haben

Slide 17 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van 'haben' in:
......................... Sie heute Zeit für mich?
A
habt
B
haben
C
habe

Slide 18 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van 'haben' in:
....................... ihr morgen frei?

Slide 19 - Open vraag

Vul de juiste vorm van 'haben' in:
Im Sommer .......... wir tolles Wetter.

Slide 20 - Open vraag

Vraagwoorden

Slide 21 - Tekstslide

Welk vraagwoord past?
______________ heißt du?
A
wie
B
wo
C
was

Slide 22 - Quizvraag

Welk vraagwoord past?
______________ kommst du?
A
woher
B
wohin
C
warum

Slide 23 - Quizvraag

Welk vraagwoord past?
____________ ist das?
A
wo
B
wer
C
wie

Slide 24 - Quizvraag

Welk vraagwoord past?
___________ Essen magst du?
A
warum
B
wo
C
welches

Slide 25 - Quizvraag

Welk vraagwoord past?
______________ bist du geboren?
A
wo
B
wann
C
warum

Slide 26 - Quizvraag

Zwakke werkwoorden

Slide 27 - Tekstslide

kommen
______________ ihr heute mit ins Kino?
A
kommt
B
kommen
C
kommst

Slide 28 - Quizvraag

spielen
Ich ____________ gerne Fußball.
A
spiel
B
spielt
C
spiele

Slide 29 - Quizvraag

reisen
Du ____________ immer so viel!
A
reist
B
reisst
C
reise

Slide 30 - Quizvraag

arbeiten
____________ du schon lange hier?
A
arbeitest
B
arbeitet
C
arbeite

Slide 31 - Quizvraag

wohnen
Meine Eltern _____________ schon lange in diesem Haus.
A
wohnt
B
wohne
C
wohnen

Slide 32 - Quizvraag

machen
___________ du Kaffee oder Tee?
A
macht
B
mache
C
machst

Slide 33 - Quizvraag

der, die, das?

Slide 34 - Tekstslide

__________ Junge
A
der
B
die
C
das

Slide 35 - Quizvraag

___________ Mädchen
A
die
B
das
C
der

Slide 36 - Quizvraag

__________ Bananen
A
der
B
die (enkelvoud)
C
das
D
die (meervoud)

Slide 37 - Quizvraag

____________ Oma
A
die
B
der
C
das

Slide 38 - Quizvraag

____________ Vater
A
die
B
der
C
das

Slide 39 - Quizvraag

Zinnen

Slide 40 - Tekstslide

Geef antwoord:
Wie heißt du?

Slide 41 - Open vraag

Geef antwoord:
Wie alt bist du?

Slide 42 - Open vraag

Geef antwoord:
Wo wohnst du?

Slide 43 - Open vraag

Getallen

Slide 44 - Tekstslide

Schrijf voluit:
63

Slide 45 - Open vraag

Schrijf voluit:
12

Slide 46 - Open vraag

Schrijf voluit:
25

Slide 47 - Open vraag