Importsubstitutie: Producten die eerst werden ingevoerd, nu zelf gaan maken.
Koopkracht: Het aantal goederen of diensten dat je van je geld kunt kopen.
Diversificatie: Het minder eenzijdig maken van de economie.
Afzetmarkt: Het aantal klanten dat producten wil kopen.
Dagbouw: Vorm van mijnbouw: winning van delfstoffen die (vlak) aan de aardoppervlakte liggen.
Mediterrane klimaat: Klimaat met hete, droge zomers en vochtige, zachte winters. Heet ook Middellandse Zeeklimaat.
Aquacultuur: Het kweken van waterorganismen, zoals vissen, garnalen, kreeften en waterplanten.
Duurzaamheid: Niet meer natuurlijke hulpbronnen gebruiken dan dat er bij komen, zodat mensen er ook in de toekomst
nog gebruik van kunnen maken.
Urbanisatiegraad: Het percentage stedelingen in een land.
Krottenwijk: Een zelfbouwwijk met slechte huizen, weinig voorzieningen en onzekerheden voor de bewoners of ze er
mogen blijven wonen. Heet ook zelfbouwwijk.
Natuurlijke bevolkingsgroei: Bevolkingsgroei of bevolkingsafname door het aantal geboorten min het aantal sterftes.