Architectuur les 2

DOCENT
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
Culturele en kunstzinnige vormingMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

DOCENT

Slide 1 - Tekstslide

DOCENT

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Welkom


Laptop en boek op tafel

Slide 5 - Tekstslide

Planning van vandaag
Les 2 Architectuur

  • Waar werken we ook alweer naartoe? + HW check
  • Herhaling vorige les.
  • De zes kenmerken van architectuur. 
  • Zelfstandig aan de slag: jouw eigen aantekeningenboekje

Slide 6 - Tekstslide

Waar werken we naartoe?
PTA architectuurtocht

  • Ter afsluiting van dit blok fietsen jullie een architectuurtocht (drietal)
  • In deze tocht komt alle stof uit de lessen samen.
  • Je volgt een route en beantwoordt vragen in een boekje.
  • Dit boekje lever je in en wordt becijferd als jullie volgende PTA opdracht.
  • Kennis is nodig van Architectuurstijlen & kenmerken.
  • Wederom zijn aantekeningen belangrijk, die neem je mee op de fiets.

Datum architectuurtocht: in de week voor de kerstvakantie



Aankomende PTA cijfer: Het fietsen van de architectuurtocht!

Ter af
1. Architectuurtocht - in duo's op de fiets (formatief)
2. Architectuur & Design toets ( In de toetsweek, cijfer)

Slide 7 - Tekstslide

HW
Niet af? -magister

Betekent DEZE de Funda opdracht afmaken
De opdracht van de les van vandaag is dan extra huiswerk
Heb je de funda opdracht af dan krijg je je samenvattingsboekje om aan te werken die je mee mag naar de tocht. 

Volgende keer niet af = Nablijven om af te maken



Slide 8 - Tekstslide

Terugblik: Pak je schrift erbij!
Welke vijf architectuurstromingen onderscheiden we?

  • het Modernisme 1920 - 1970
  • het Structuralisme 1960 - 1990
  • het Postmodernisme 1980 - 2000
  • het Supermodernisme 1995 - heden
  • het Neo-traditionalisme 1995 - heden

Slide 9 - Tekstslide

Modernisme
1920-1970

Slide 10 - Tekstslide

STRUCTURALISME
        1960-1990

Slide 11 - Tekstslide

POSTMODERNISME
1980-2000

Slide 12 - Tekstslide

Supermodernisme
1996-heden

Slide 13 - Tekstslide

Neo-traditionalisme
1995-heden

Slide 14 - Tekstslide

Vandaag: 
De zes kenmerken van architectuur

Gebouwen onderscheiden zich van elkaar door verschil in functie, vorm, omgeving, materiaal, constructie en visie. 


Welke functies van gebouwen kan jij bedenken?
Welk gebouw dat jij kent heeft een abnormale vorm?
In welke omgeving kan een gebouw staan? 

Doet de omgeving iets met de uitstraling van een gebouw?
Van welk materiaal is jouw eigen huis gemaakt?

Kan je ander materiaal bedenken?
Wat is de constructie van een gebouw?

Wat is een visie?

Wat zou een visie van een architect kunnen zijn?

Slide 15 - Tekstslide

1. Functie
  • Het uiterlijk van een gebouw verraadt vaak de functie al.
  • Denk aan:
         Kerk / Gerechtsgebouw / Hotel / School / Bank / Winkelcentrum

  • Vaak heerst er een universeel idee bij het uiterlijk van een gebouw.
Waar herkennen we b.v. een hotel aan?  Winkelcentrum?

Slide 16 - Tekstslide

Functie
Het uiterlijk van een gebouw geeft vaak al veel weg van de functie
Universele ideeen...
Functie
De uitstraling van een gebouw vertelt vaak al veel over de functie

Slide 17 - Tekstslide

2. Vorm
  • Symmetrische vormen (Klassieke gebouwen)
  • Eenvoudige, strakke vormen (Moderne gebouwen)
  • Organische, natuurlijke vormen 


  • Nieuwe technologie (High tech -> met de computer of pre-fab delen) maakt het tegenwoordig mogelijk om complexe, organische vormen te ontwerpen. 

Slide 18 - Tekstslide

Vorm
Klassieke gebouwen hebben vaak symmetrische vormen, een statige gevel, een centrale entree en ornamenten (versieringen) die de status verhogen

Slide 19 - Tekstslide

Vorm
De eenvoudige doosvorm is kenmerkend voor het modernisme en bepaalt veel van de architectuur tussen 1930 en 1980. 

Slide 20 - Tekstslide

Vorm
Organische vormen zijn niet-geometrische vormen die ontleend zijn aan de natuur, ooit geïntroduceerd door de Spaanse architect Gaudi.

Slide 21 - Tekstslide

3. Omgeving
  • Architectuur die aansluit bij de omgeving vs. contrast.

  • Denk aan het HLZ, past in het straatbeeld van Amsterdamse school stijl
      (sluit mooi aan)
  • Of als de gevel net als een grachtenpand is in de binnenstad

  • Architect > bewust kiezen voor een contrast, door een gebouw te ontwerpen dat sterk van zijn omgeving afwijkt (opvallend!)



Slide 22 - Tekstslide

Omgeving
Een architect kan ook bewust kiezen voor een contrast, door een gebouw te ontwerpen dat sterk van zijn omgeving afwijkt
Omgeving
1 met de omgeving versus contrast

Slide 23 - Tekstslide

4. Materiaal
De gebruikte materialen dragen  bij aan de uitstraling van een gebouw. 

  • Bankgebouwen:                                   luxe materialen (marmer)
  • Typisch Hollands:                                 metselwerk met bakstenen (vertrouwd                                                                           uiterlijk)
  • Bij het modernisme (19e eeuw):    beton, staal en glas 


Slide 24 - Tekstslide

Materiaal
De gebruikte materialen dragen in belangrijke mate bij aan de uitstraling van een gebouw. 

Slide 25 - Tekstslide

5. Constructie
Letterlijk betekent constructie het samenvoegen van verschillende delen

  • In de architectuur zorgt de draagconstructie ervoor dat een gebouw overeind blijft staan: De muren, vloeren en fundering dragen samen het gewicht.
    (= onzichtbaar)

  • In moderne architectuur: sprake van zichtbare skeletbouw 

Slide 26 - Tekstslide

Constructie
De skeletbouw kan zichtbaar of onzichtbaar (weggewerkt) zijn.

Slide 27 - Tekstslide

6. Visie
  • Architect heeft altijd een visie =  idee over hoe een gebouw eruit moet zien en moet functioneren om er prettig in te wonen, te werken of samen te leven. 

Verschil in visies:
  • Less is more (Functie voorop, geen overbodige decoraties, modernisme)
  • Less is a bore (Weinig is saai: uitbundige kleuren, versieringen, vormen)

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Dus, de zes kenmerken van architectuur
Woningen onderscheiden zich van elkaar door verschil in:

1. Functie
2. Vorm
3. Omgeving 
4. Materiaal 
5. Constructie 
6. Visie. 

Uitgebreid beschreven in je boek op blz. 105-107

Slide 30 - Tekstslide

En dan nu.. 
Met de kennis van de vorige en deze les, vul jij nu je eigen persoonlijke aantekeningenboekje in.

Dit boekje neem jij uiteindelijk mee op de architectuurtocht en zorgt ervoor dat jij de vragen sneller kunt maken.

Vul het boekje in, met behulp van jouw aantekeningen, internet en het boek H. 13




Je gebruikt je boek en je laptop om zoveel mogelijk te noteren!
timer
12:00

Slide 31 - Tekstslide

Tot slot:
Is jouw boekje nog niet af? We nemen de komende lessen nog tijd om je aantekeningen aan te vullen (ivm toetsweek geen HW) lever het boekje bij de docent in.

Volgende week: 
Een creatieve opdracht Makelaarsopdracht waar kennis over de vijf architectuurstromingen en de zes kenmerken bij komt kijken!


Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Slide 34 - Video

Slide 35 - Video

Slide 36 - Video

Slide 37 - Link