3.3 Nettokracht

3.3 Nettokracht
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3.3 Nettokracht

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik
  1. Je kunt het verband beschrijven tussen de uitrekking van een veer en de kracht die op de veer werkt.
  2. Je kunt krachten meten met een krachtmeter.
  3. Je kunt de zwaartekracht op een voorwerp berekenen als de massa is gegeven.
  4. Je kunt uitleggen wat een krachtenschaal is.
  5. Je kunt een kracht op een gegeven krachtenschaal tekenen.

Slide 2 - Tekstslide

Je kunt een kracht tekenen als een pijl. Wat geeft de lengte van de pijl aan?
A
de krachtenschaal
B
hoe groot de kracht is
C
de richting van de kracht
D
plaats waar de kracht wordt uitgeoefend

Slide 3 - Quizvraag

Welke 3 effecten van een kracht kan je zien?

Slide 4 - Open vraag

Een persoon weegt 60 kg. Hoe groot is de zwaartekracht op deze persoon?
A
6 N
B
60 N
C
600 N
D
6000 N

Slide 5 - Quizvraag

Je kunt een kracht tekenen als een pijl. Wat geeft het aangrijpingspunt van de pijl aan?
A
de krachtenschaal
B
hoe groot de kracht is
C
de richting van de kracht
D
plaats waar de kracht wordt uitgeoefend

Slide 6 - Quizvraag

Op een zak cement werkt een zwaartekracht van 750 N.
Hoe zwaar is de zak cement?
A
7,5 kg
B
75 kg
C
750 kg
D
7500 kg

Slide 7 - Quizvraag

Leerdoelen 3.3 Nettokracht
  1. Je kunt in geval van evenwicht beschrijven aan welke voorwaarden de krachten moeten voldoen.
  2. Je kunt in geval van evenwicht de bijbehorende krachten benoemen.
  3. Je kent het begrip normaalkracht.
  4. Je kunt de nettokracht berekenen van krachten die werken op één voorwerp.

Slide 8 - Tekstslide

Krachten
Op een schilderij dat aan de muur hangt werkt een zwaartekracht. 

Toch valt het schilderij niet van de muur. 
Hoe kan dat?

Slide 9 - Tekstslide

Twee krachten in evenwicht
Hiernaast zie je een zak groenten die aan een krachtmeter 
hangt. 

Op de zak werken twee krachten: 
de zwaartekracht en de veerkracht.

In deze situatie houden de krachten elkaar in evenwicht:
de zak beweegt niet omhoog en ook niet omlaag.
Zwaartekracht en veerkracht.

Slide 10 - Tekstslide

Twee krachten in evenwicht
Ook in deze situatie zijn er twee krachten die evenwicht
maken: de zwaartekracht en de spankracht. 

De spankracht ontstaat doordat het touw wordt uitgerekt.
Je kunt dat vergelijken met de manier waarop 
de veerkracht ontstaat.
Zwaartekracht en spankracht.

Slide 11 - Tekstslide

Normaalkracht
Elk voorwerp dat ergens op staat (ook op de grond!) zakt niet door die ondergrond heen.

Blijkbaar oefent de ondergrond dus ook een kracht uit op het voorwerp.

Dit is de normaalkracht.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Twee krachten in evenwicht
Hiernaast zie je een voorbeeld: een fruitschaal die op 
een tafel staat. 

De normaalkracht maakt evenwicht met de zwaartekracht
zodat de schaal niet naar beneden valt.


Zwaartekracht en normaalkracht

Slide 15 - Tekstslide

Twee krachten in evenwicht
Hiernaast zie je een voorbeeld: een fruitschaal die op 
een tafel staat. 

De normaalkracht maakt evenwicht met de zwaartekracht
zodat de schaal niet naar beneden valt.

Wat zou er gebeuren als de zwaartekracht groter is dan
de normaalkracht?
Zwaartekracht en normaalkracht

Slide 16 - Tekstslide

De nettokracht bij evenwicht
Er zijn steeds twee krachten die evenwicht maken. 
Daarvoor moet aan drie voorwaarden zijn voldaan:
  • 1. De krachten zijn even groot.
  • 2. De krachten liggen op dezelfde lijn (dus niet 1 omhoog, 1 naar rechts).
  • 3. De krachten hebben een tegengestelde richting.
  • Als krachten evenwicht maken, lijkt het alsof er geen kracht op het voorwerp werkt. 
  • Je zegt in dat geval dat de nettokracht op het voorwerp 0 N is. 
  • De nettokracht is de optelsom van alle krachten samen.

Slide 17 - Tekstslide

Rekenen met de nettokracht
Om de nettokracht op een voorwerp te vinden, pas je twee regels toe:

  • Krachten in dezelfde richting tel je bij elkaar op.

  • Krachten in tegengestelde richting trek je van elkaar af.

Slide 18 - Tekstslide

Voorbeeldopdracht 1
Je ziet twee krachten die op een verhuisdoos werken.
Kracht 1 (F1) is 15 N en kracht 2 (F2) is 25 N.
Bereken de nettokracht op de doos.
 Hoe groot is de nettokracht op de doos?
  • Uitwerking
  • De krachten werken in tegengestelde richting. 
  • Je moet ze dus van elkaar aftrekken.
  • nettokracht = kracht 2 − kracht 1
  • nettokracht = 25 N − 15 N = 10 N

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak opdracht: van paragraaf 3.3 Nettokracht 1 t/m 10

Je mag samenwerken!

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak opdracht: 
van paragraaf 3.3 Nettokracht 1 t/m 10



Je mag samenwerken!
rood = Iedereen is stil


oranje = Iedereen is stil, docent beantwoord wel vragen

groen = Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
timer
10:00

Slide 21 - Tekstslide

Afsluiting: we weten.................
  1. Je kunt in geval van evenwicht beschrijven aan welke voorwaarden de krachten moeten voldoen.
  2. Je kunt in geval van evenwicht de bijbehorende krachten benoemen.
  3. Je kunt de nettokracht berekenen van krachten die werken op één voorwerp.

Slide 22 - Tekstslide

Welke 3 dingen heb jij deze les geleerd?

Slide 23 - Woordweb

Waar wil je nog extra uitleg over?

Slide 24 - Woordweb

Afsluiting
Volgende les:

Huiswerk:

  • Zet in je planner!!
  • Maak opdracht: van paragraaf 3.3 Nettokracht 1 t/m 10

Dank voor jullie aandacht!

Slide 25 - Tekstslide