H6.6 ontwikkelingssamenwerking

Hoofdstuk 6.6
Ontwikkelingssamenwerking
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 6.6
Ontwikkelingssamenwerking

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen:
Je kunt verschillende vormen van ontwikkelingssamenwerking noemen.

Je kunt aangeven wanneer de verschillende vormen van ontwikkelingssamenwerking worden toegepast.
6.6 ontwikkelingssamenwerking

Slide 2 - Tekstslide

Ontwikkelingssamenwerking: Hulpverlening aan en in overleg met ontwikkelingslanden.
6.6 ontwikkelingssamenwerking

Slide 3 - Tekstslide

6.6 ontwikkelingssamenwerking
Er zijn verschillende soorten vormen van ontwikkelingssamenwerking:

Noodhulp = hulp om de ergste gevolgen op te vangen van een natuurramp of oorlog. (Zodat inwoners weer voor hun eigen basisbehoeften kunnen zorgen)

voorbeelden van Noodhulp zijn:
  • opvang vluchtelingen
  • hulp bij herstel land
  • noodzakelijke goederen (tenten, dekens, voedsel, medicijnen, enz.)







Slide 4 - Tekstslide

6.6 ontwikkelingssamenwerking
Structurele hulp = hulp die een blijvende oplossing biedt voor een probleem van een ontwikkelingsland.
Voorbeelden van structurele hulp:
  • overdracht van kennis
  • aanleggen van waterpompen
  • geld




Slide 5 - Tekstslide

6.6 ontwikkelingssamenwerking
Gebonden hulp: Steun aan een ontwikkelingsland in de vorm van geld dat moet worden besteed aan producten afkomstig uit het steun verlenende land.
voordeel ontwikkelingsland: er is geld om het land op te bouwen
Nadeel voor ontwikkelingsland: ze zijn verplicht geld in gevende land uit te geven.
Voordeel gevend land: meer werkgelegenheid en winst
Ongebonden hulp: hulp zonder bijkomende voorwaarden. Het ontvangende land beslist zelf wat het beste voor hen is

Slide 6 - Tekstslide

Bilaterale hulp: De ontwikkelingshulp die rechtstreeks naar de arme landen gaat.
Nederland betaald een deel van de hulp via internationale organisaties die armoede bestrijden.
Vooral aan de Verenigde Naties (VN)
en de Wereldbank
6.6 ontwikkelingssamenwerking

Slide 7 - Tekstslide

VN norm = de doelstelling van de VN is dat alle landen 0,7% van het
 nationaal inkomen besteden aan ontwikkelingssamenwerking

Subsidie = de Nederlandse overheid geeft subsidie aan
Nederlandse bedrijven die investeren in fabrieken of
andere bedrijven in ontwikkelingslanden.
Hierdoor wordt werkgelegenheid
gecreëerd en neemt de welvaart in het
ontwikkelingsland toe
6.6 ontwikkelingssamenwerking

Slide 8 - Tekstslide

Nederland werkt mee aan het vergroten van de welvaart van ontwikkelingslanden. Dit kan NL bijvoorbeeld doen/ doet NL door:
  •     een lening te verstrekken
  •     een gift te geven
  •     subsidies aan hulporganisaties (Artsen zonder grenzen)
  •     lid te zijn van de VN (wereldwijde organisatie)



6.6 ontwikkelingssamenwerking

Slide 9 - Tekstslide

importheffing
Arme landen willen er van af -> meer werkgelegenheid door export
Rijke landen willen het behouden -> angst voor werkeloosheid in eigen land
Landen onderhandelen rechtstreeks over invoerrechten en sluiten daarna een handelsovereenkomst
6.6 ontwikkelingssamenwerking

Slide 10 - Tekstslide

Samenwerking tussen rijke landen en ontwikkelingslanden om de welvaart in ontwikkelingslanden te vergroten
A
Ontwikkelingslanden
B
Structurele hulp
C
Ontwikkelings- samenwerking
D
Noodhulp

Slide 11 - Quizvraag

Hulp aan ontwikkelingslanden om de oorzaken van armoede te bestrijden en de landen economisch zelfstandig te maken.
A
Noodhulp
B
Structurele hulp

Slide 12 - Quizvraag

Bij welk voorbeeld is sprake van NOODHULP?
A
Nederland geeft jaarlijks een geldbedrag aan Ethiopië .
B
Nederland geeft hulp aan Albanië om de economie te versterken.
C
Nederland geeft Suriname hulp vanwege een overstroming daar

Slide 13 - Quizvraag

Hulp die een land rechtstreeks geeft aan een ontwikkelingsland.
A
Noodhulp
B
Structurele hulp
C
Bilaterale hulp
D
Gebonden hulp

Slide 14 - Quizvraag

In welke situatie is noodhulp de beste vorm van hulp?
A
Overstroming
B
Lage lonen
C
Armoede

Slide 15 - Quizvraag

Hoe kun je een vicieuze cirkel van armoede in een ontwikkelingsland het beste doorbreken?
A
Door noodhulp
B
Door structurele hulp

Slide 16 - Quizvraag

Nederland probeert met de ontwikkelingshulp zo veel mogelijk te bevorderen dat ontwikkelingslanden zelfstandig worden.
Hoe noem je dit soort hulp?
A
Gebonden hulp
B
Noodhulp
C
Bilaterale hulp
D
Structurele hulp

Slide 17 - Quizvraag

Stein aan een ontwikkelingsland in de vorm van producten (dus geen geld) die van het hulpverlenende land komen heet
A
noodhulp
B
gebonden hulp
C
structurele hulp
D
producthulp

Slide 18 - Quizvraag

Cambodja is getroffen door een zware aardbeving en krijgt hulp uit Nederland. Met het geld dat Cambodja van Nederland heeft gekregen, moet in Nederland worden besteed voor nieuwe goederen/diensten. Om welke vorm van ontwikkelingshulp gaat het hierom?
A
Noodhulp
B
gebonden hulp
C
ongebonden hulp
D
structurele hulp

Slide 19 - Quizvraag

Deze hulp wordt geboden na een tsunami
A
Structurele hulp
B
Noodhulp

Slide 20 - Quizvraag

De Nederlandse overheid heft belastingen.
Daarvan betaalt de overheid de ontwikkelingshulp.

Hoe heet het wanneer
De ontwikkelingslanden een deel van deze hulp in Nederland moeten uitgeven,


A
bilaterale hulp
B
gebonden hulp
C
ongebonden hulp

Slide 21 - Quizvraag

Ontwikkelingshulp met als doel het blijvend verminderen van armoede is een vorm van:
A
Noodhulp
B
Structurele hulp

Slide 22 - Quizvraag

Is de bouw van een ziekenhuis noodhulp of structurele hulp?
A
noodhulp
B
structurele hulp

Slide 23 - Quizvraag

Ontwikkelingshulp is?
A
Hulp die bij een ramp wordt gegeven.
B
Samenwerking waarbij arme en rijke landen samen werken
C
Geld sturen naar arme landen
D
Hulp van de rijke landen aan de arme landen

Slide 24 - Quizvraag

Is hier sprake van duurzame ontwikkelingshulp?
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quizvraag

Vorig jaar gaf de V.S. $1,5 miljard aan ontwikkelingshulp. Dit jaar helaas maar $0,8 miljard. Met hoeveel procent is het gedaald? schrijf eerst je berekening op
A
51,3%
B
48,4%
C
53,3%
D
73,4%

Slide 26 - Quizvraag

Dennis en Dion krijgen les over ontwikkelingssamenwerking.
Als de docent vraagt of alles duidelijk was, zegt Dennis: ‘Ja hoor, alle vormen van hulp zijn toegestaan.’ Hierop zegt Dion: ‘Maar noodhulp is eigenlijk de beste vorm van hulp, want daar hebben de mensen direct iets aan.’

Wat zal de docent tegen Dennis en Dion zeggen?
A
Dennis heeft gelijk
B
Dion heeft gelijk
C
Jullie hebben beide gelijk
D
Jullie hebben beide ongelijk

Slide 27 - Quizvraag

Nederland moet 0,7% van het nationaal inkomen uitgeven aan ontwikkelingshulp. Het nat. inkomen is 780 miljard. Wat moet Nederland dan dus uitgeven aan ontwikkelingshulp? schrijf eerst je berekening op
A
5.460.000.000
B
546.000
C
546.000.000.000
D
5.460.000

Slide 28 - Quizvraag

Noodhulp is ....
A
voor korte tijd.
B
voor langere tijd.

Slide 29 - Quizvraag

Een microkrediet is een zakelijke lening tot maximaal € 50.000 voor (startende) ondernemers in het midden- en kleinbedrijf. Het geven van microkredieten is noodhulp.
A
waar
B
niet waar

Slide 30 - Quizvraag

Bij noodhulp leg je bij voorbeeld een waterput aan.
A
juist
B
onjuist

Slide 31 - Quizvraag

Om de gevolgen van een tsunami te voorkomen bouwt Nederland op haar kosten dijkbewaking voor Bangladesh.
Wat voor een soort ontwikkelingshulp is dit?
A
Structurele hulp
B
Noodhulp
C
Bilaterale hulp
D
Dit is geen ontwikkelingshulp

Slide 32 - Quizvraag

Door een tsunami leven 200.000 mensen in Bangladesh zonder dak boven hun hoofd. De EU bouwt tenten.
Wat voor een soort ontwikkelingshulp is dit?
A
Structurele hulp
B
Noodhulp
C
Bilaterale hulp
D
Dit is geen ontwikkelingshulp

Slide 33 - Quizvraag

Vraag 15
Unicef is een hulporganisatie die geld besteedt aan het verbeteren van onderwijs in ontwikkelingslanden. Geeft Unicef noodhulp of structurele hulp?
A
Noodhulp
B
Structurele hulp

Slide 34 - Quizvraag

26) Nepal werd enkele jaren geleden getroffen door een zware aardbeving. Veel mensen kwamen om het leven. De materiële schade was enorm.

Op Giro 555 brachten Mensen in Nederland € 25 miljoen bijeen voor hulp. Bijna een kwart van dit geld ging naar huisvesting. Ook werden ziekenhuizen herbouwd en ingericht. Zo'n € 4,5 miljoen is besteed aan voorzieningen voor water en sanitair.

Was de hulp uit Nederland vooral noodhulp of structurele hulp?
A
Noodhulp, want het was hulp na een natuurramp.
B
Noodhulp, want het was hulp op korte termijn.
C
Structurele hulp, want het ging om grote bedragen.
D
Structurele hulp, want met de hulp kon het land weer opgebouwd worden.

Slide 35 - Quizvraag

Samenvatting
Nederland en andere rijke landen besteden een klein percentage van het nationale inkomen aan ................. Daarnaast geeft de overheid steeds vaker ............... aan Nederlandse bedrijven die in een ontwikkelingsland ..................
Als consument kun je voor ........................ producten kiezen. Daardoor krijgen boeren in ontwikkelingslanden een ................ prijs. voor hun producten en kunnen ze .................. in  vetbeteringen van hun productiemethoden.
subsidie
ontwikkelingssamenwerking
actief zijn.
eerlijke
Fairtrade
investeren

Slide 36 - Tekstslide

Samenvatting
Er zijn verschillende manieren om onderontwikkeling te bestrijden. Zo kunnen kleine ondernemers met een ......................... een klein bedrag lenen. Ook helpen gewone leningen met ................... voorwaarden, zoals een  ................ rente of  ...................... aflossingsperiode.  De WTO streeft ernaar om ..................... af te schaffen waardoor er meer ..................... mogelijk is. De Samenwerking tussen rijke landen en ontwikkelingslanden noem je .................... Met ................hulp helpt en land een ander land. Door ...............hulp kan de economische zelfstandigheid van landen verbeteren. Bij rampen of conflicten geven rijke landen vaak noodhulp.
gunstige
microkrediet
lagere
protectiemaatregelen
langere
vrijhandel
Ontwikkelingssamenwerking
bilaterale
structurele

Slide 37 - Tekstslide

6.6 ontwikkelingssamenwerking

Slide 38 - Tekstslide

huiswerk:
Leer de begrippen van §6.6 en maak en kijk na de opdrachten 7, 8 en 11

6.6 ontwikkelingssamenwerking

Slide 39 - Tekstslide

extra uitleg
1) 8.3 ontwikkelingshulp, bilaterale hulp en microkrediet (5.25 min)
2) ontwikkelingshulp en ontwikkelingssamenwerking (3.40 minuten)
6.6 ontwikkelingssamenwerking

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Video

Slide 42 - Video