SCC - le futur simple

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2,3

Le futur simple

De futur simple --> om te zeggen dat iets nog gaat gebeuren.

Exemple: Je déménagerai en France.

                      Ik zal verhuizen naar Frankrijk.

Je vertaalt dus de futur simple door 

 "zullen" + een heel werkwoord.

Le futur simple

Hoe maak je de futur simple? (ww op ER, IR en RE)

==>  uitgangen van "avoir" achter het hele werkwoord te zetten.

(ai, as, a, ons, ez, ont)

Vous (zullen verhuizen) verhuizen= déménager

Vous déménagerez

Le futur simple

Let op:

Bij de werkwoorden op RE vervalt de e:

J'(zal leren)   leren = apprendre

J'apprendrai

Verbes en -er
Welke vormen zijn correct van de futur simple?

1. Nous parlerons
2. Il parlait
3. Je chanterais
4. Je chanterai

Verbes en -ir
Welke vormen zijn correct van de futur simple?

1. Je partirai
2. Je partais
3. Nous partiron
4. Nous partirons

Verbes en -re
Welke vormen zijn correct van de futur simple?

1. Je vendrai
2. Nous vendrons
3. Elle vendrai
4. Ils vendront

Traduis: Wij zullen bellen.

1. Nous appelerons
2. Nous appellerons
3. Nous apelerons
4. Nous apellerons

Traduis: zij zal vegen (essuyer)

Traduis: ik zal gooien (jeter)

Traduis: wij zullen verliezen (perdre)

Le futur simple

Bij sommige werkwoorden is de stam van de futur onregelmatig.

être = ser                       envoyer = enverr

avoir = aur                     falloir = faudr

faire = fer                       pleuvoir = pleuvr

aller = ir                          recevoir = recevr

pouvoir =  pourr          savoir = saur

vouloir = voudr             tenir = tiendr

devoir = devr                 valoir = vaudr

venir = viendr                voir = verr

Traduis: Ik zal doen.

1. je fera
2. je farai
3. je fairai
4. je ferai

Traduis: jullie zullen hebben

1. vous arez
2. vous aurrez
3. vous aurez
4. vous aurons

Traduis: Zij zal gaan

1. elle alla
2. elle ira
3. elle allai
4. elle irai

Traduis: zij zullen zien (mannelijk)

Traduis: wij zullen komen

Traduis: het zal regenen

Traduis: hij zal snoeien

Futur simple
choisir: vous

futur simple
perdre: tu

futur simple
dormir: on

futur simple
vouloir: ils

futur simple
être: je