4.3 - Rekenen aan zoutoplossingen

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare school

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Geef de molverhouding van de volgende oplosreactie. doe dit met behulp van de volgende notatie: ...:...:...
AlCl3(s)Al3+(aq)+3Cl(aq)

Slide 4 - Open vraag

De TOA lost 1,73 g natriumsulfaat op tot 250 mL oplossing. Bereken de concentratie van de natriumionen.

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Piet lost 15 g calciumchloride op in 134 ml water. Wat is de concentratie calcium-ionen in de oplossing?
A
1,0 M
B
0,14 M
C
2,0 M
D
0,27 M

Slide 13 - Quizvraag

Piet lost 15 g calciumchloride op in 134 ml water. Wat is de concentratie calcium-ionen in de oplossing?
A
1,0 M
B
0,14 M
C
2,0 M
D
0,27 M

Slide 14 - Quizvraag

Jos heeft 10 mL oplossing en vult deze aan tot 100 mL. Hoeveel heeft Jos de oplossing verdund?
A
2x
B
5x
C
10x
D
100x

Slide 15 - Quizvraag

Gerben heeft 5,0 mL glucose oplossing. Hij wil de oplossing 20 maal verdunnen. Hoeveel mL water moet hij toevoegen?
A
5 mL
B
20 mL
C
95 mL
D
100 mL

Slide 16 - Quizvraag

Fatima heeft 300 mL oplossing met [OH-]=0,100 mol/L. Ze wil de oplossing verdunnen tot [OH-]=0,020 mol/L. Hoeveel liter water moet zij toevoegen?
A
1 mL
B
1,2 mL
C
1 L
D
1,2 L

Slide 17 - Quizvraag