4.3 Rekenen aan zoutoplossingen

Zouten
4.3 Rekenen aan zoutoplossingen
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Zouten
4.3 Rekenen aan zoutoplossingen

Slide 1 - Tekstslide

Waar gaan we heen?
Als je bloemen koopt voor je moeder krijg je daar een zakje snijbloemenvoeding bij. 


Je moet het witte poeder in water oplossen.

Op zakjes van het merk Chrysal staat niet uit welke zouten snijbloemenvoedsel bestaat.

Hoe kun jij aantonen welke zouten in het zakje zitten?



Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je leert het verschil tussen de ionconcentratie en de molariteit bij zoutoplossingen.
  • Je leert de ionconcentratie berekenen.
  • Je leert rekenen aan verdunningen.



Slide 3 - Tekstslide

Mol & zouten
  • Wat is de definitie van 1 mol?

  • 1 mol ≡ aantal deeltjes

NaCl (s)               Na+(aq) + Cl- (aq)

  • Hoeveel deeltjes NaCl?
  • Hoeveel deeltjes Na+?
  • Hoeveel deeltjes Cl-?




Slide 4 - Tekstslide

Ion concentraties berekenen

Slide 5 - Tekstslide

Molariteit vs [ion]
Definities
Molariteit: hoeveelheid van een stof per volume-eenheid in mol/l
[ion]: de concentratie van een ion in een oplossing in mol/l

We lossen 0,4 mol calciumchloride op in 1 liter water



Reactievergelijking:
CaCl2 (s)
Ca2+ (aq) 
+
2 Cl-(aq)
Verhoudingen
        1
         1
      2
Molariteit
   0,4 M
Concentratie ionen
  0,4mol/l
0,8 mol/l

Slide 6 - Tekstslide

Oplossen: hoe doe je dat?
  1. Welke molariteit heb je nodig?
  2. Wat is het volume van je maatkolf?
  3. Bereken het aantal mol stof om in de maatkolf de gevraagde molariteit te kunnen maken.
  4. Bereken hoeveel gram vaste stof je op moet lossen.
  5. Weeg de hoeveelheid stof heel nauwkeurig af
  6. Breng de stof zonder te morsen over in de maatkolf.
  7. Hij doet de maatkolf halfvol water en lost het zout op door te zwenken
  8. Vul de maatkolf nauwkeurig tot de maatstreep.

Belangrijk!
  • De meniscus moet tegen het volumestreepje aanliggen.
  • Zorg dat de meniscus op ooghoogte is als je het volume afleest



Slide 7 - Tekstslide

Verdunnen
  • Verdunnen: toevoegen van water waardoor de [ion] afneemt.

  • Hoeveelheid deeltjes per volume eenheid wordt minder

Slide 8 - Tekstslide

Hoeveel g bariumnitraat moet je afwegen voor 300 mL oplossing met [NO3⁻] = 0,140 mol L−1?

Slide 9 - Open vraag

Ayoub meet 50 mL van een voorraadoplossing van 0,25 M natriumhydroxide af en doet daar 1,00 L water bij. Wat is de concentratie van de nieuwe oplossing?

Slide 10 - Open vraag

Huiswerk
Leren en maken 4.3

Slide 11 - Tekstslide