intro geschiedenis en 1.2 en 1.3

Paragraaf 1.2 & 1.3
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1.2 & 1.3

Slide 1 - Tekstslide

Tijdvak 1
Tijdvak 2
Tijdvak 3
Tijdvak 4
Tijdvak 5
Tijdvak 6
Tijdvak 7
Tijdvak 8
Tijdvak 9
Tijdvak 10

Slide 2 - Sleepvraag

Sporenonderzoek

Slide 3 - Tekstslide

Iemand die sporen uit het verleden onderzoekt heet een
A
rechercheur
B
inspecteur
C
archeoloog
D
spooroloog

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een historicus
A
Iemand die het verleden bestudeert
B
Iemand die sporen uit het verleden opgraaft
C
Iemand die leeft van de jacht en verzamelen
D
Iemand die leeft zonder vaste woonplaats

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een historicus en een archeoloog?

Slide 6 - Open vraag

Waarom geschiedenis?

Slide 7 - Woordweb

Waarom Geschiedenis?

Door te begrijpen wat mensen vroeger meemaakten, leer je je eigen tijd beter te begrijpen.


De wereld waar jij nu leeft, komt voort uit het verleden.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Bronnen
sporen uit het verleden

Slide 10 - Tekstslide

Bronnen
  • Geschreven bronnen 

  • Ongeschreven bronnen

Slide 11 - Tekstslide

...maar ook:
  • Films
  • Interviews
  • Schilderijen

Historici willen altijd meerdere bronnen hebben.

Slide 12 - Tekstslide

Geschreven bronnen
Bronnen die bestaan uit tekst/tekens/getallen:
  • Boeken
  • Brieven
  • Rekeningen
  • Documenten

Slide 13 - Tekstslide



Directe en 
indirecte bronnen

Slide 14 - Tekstslide

Directe bronnen (1)

  • Zijn in de tijd waarover ze gaan gemaakt

  • Zijn meestal gemaakt door iemand die zelf bij de gebeurtenis aanwezig was, maar dat hoeft niet altijd.

Slide 15 - Tekstslide

Directe bronnen (2)

  • Kunnen heel betrouwbaar zijn, omdat de maker leefde in die tijd... 

  • ...maar ook onbetrouwbaar, omdat iemand niet de waarheid vertelt, zijn mening geeft of niet alle informatie heeft.

Slide 16 - Tekstslide

Directe bronnen (3)
Voorbeelden:

  • Dagboek van Anne Frank
  • Brieven van Lodewijk XVI
  • Meubels uit het paleis van Versailles
  • Filmbeelden van de moord op president Kennedy
  • Foto's uit de Eerste Wereldoorlog
  • Spotprent

Slide 17 - Tekstslide

Indirecte bronnen (1)

  • Zijn gemaakt door iemand die er niet zelf bij was, bijvoorbeeld omdat hij later leefde óf omdat hij ergens anders woonde.

  • Heeft de informatie gekregen via andere bronnen (geschreven of ongeschreven)

Slide 18 - Tekstslide

Indirecte bronnen (2)

  • Kunnen heel betrouwbaar zijn, omdat de maker zijn informatie uit veel bronnen heeft kunnen halen... 

  • ...maar ook onbetrouwbaar, omdat iemand niet bij de gebeurtenis aanwezig was.

Slide 19 - Tekstslide

Een Wikipedia pagina over Napoleon Bonaparte is een:
A
Indirecte bron
B
Directe bron

Slide 20 - Quizvraag

Een filmpje over het paleis van Versailles is een:
A
Indirecte bron
B
Directe bron

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Link

Ongeschreven bronnen
Bronnen zonder tekst:
  • Gebouwen
  • Voorwerpen
  • Meubels
  • Botten
  • Bodemlagen

Slide 23 - Tekstslide

Wat is een bron?
A
alles waardoor je iets te weten kunt komen over het verleden.
B
het verleden
C
alles waar je iets te weten kunt komen door het heden.
D
een prehistorische pot

Slide 24 - Quizvraag


Ander woord voor sporen zijn?
A
handafdrukken
B
bronnen
C
verleden
D
brionnen

Slide 25 - Quizvraag

Een hisoricus gaat op zoek naar:
A
aanwijzingen
B
spullen
C
voorwerpen
D
sporen

Slide 26 - Quizvraag

5. (I/1p) Welke zin is niet juist?
A
De prehistorie is de periode waarover we alleen ongeschreven bronnen hebben.
B
De steentijd is de periode van de jager-verzamelaars.
C
In de steentijd bouwde men de eerste huizen van steen.
D
Al in de steentijd waren er contacten tussen de verschillende jager-verzamelaars.

Slide 27 - Quizvraag

Wat is ook alweer een directe bron?
A
Een bron die direct gemaakt wordt.
B
Een bron gemaakt door iemand die er zelf bij was.
C
Een bron die later is gemaakt over een bepaalde tijd.
D
Een bron waar je water uit kunt drinken.

Slide 28 - Quizvraag

Waarom gebruiken we verschillende bronnen om het verleden te bestuderen?
A
Omdat niet elke bron even betrouwbaar is.
B
Omdat we houden van extra huiswerk.
C
Omdat sommige bronnen al niet meer bestaan.
D
Omdat alle bronnen door dezelfde personen gemaakt zijn.

Slide 29 - Quizvraag

Is de afbeelding en directe of een indirecte bron?
A
Direct
B
indirect

Slide 30 - Quizvraag

Prehistorie
Historie
Geschreven bronnen
Ongeschreven bronnen

Slide 31 - Sleepvraag

Is de afbeelding en directe of een indirecte bron?
A
directe
B
indirecte

Slide 32 - Quizvraag

Wat is een archeoloog?

Slide 33 - Open vraag

les 3
1.2 en 1.3

Slide 34 - Tekstslide

Dagboek

Slide 35 - Tekstslide