Semaine 7 4V P2

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Welke Franse woorden heb je onthouden?
Vocabulaire de Noël

C'est qui ?

1. Papa Noël
2. Saint Nicolas
3. Santa
4. Papai Noel

C'est quoi ?

1. La familie
2. La famille
3. La family
4. La familia

C'est quoi ?

1. Un sapin
2. Un arbre de Noël
3. Un kerstboom
4. Un trée de Noël

Ce sont quoi ?

1. Des ogres
2. Des papatai
3. Des sucettes
4. Des cannes

C'est quoi ?

1. Un reindeer
2. Un rudolf
3. Un renne
4. Un reno

C'est qui ?

1. Olaf le bonhomme de neige
2. Olaf la poupée de neige
3. Olaf l'hombre de nieve
4. Olaf l'homme de nieve

C'est où ?

1. Le Nordpole
2. Le Northpole
3. Le pole nord
4. Le polo norte

C'est quoi ?

1. Une chaussette de Noël
2. Un bas de Noël
3. Une chaussure de Noël
4. Un Noëlsoque

C'est quoi ?

1. Une corona
2. Une couronne
3. Une guirlande
4. Un drapeau

Ce sont quoi ?

1. Les belles
2. Les cloques
3. Les cloches
4. Les sonnes

C'est quoi ?

1. Un ornament
2. Une balle de Noël
3. Un ballon de Noël
4. Une boule

Ce sont quoi ?

1. Des bougies
2. Des flamands
3. Des lumies
4. Des lampes

C'est quoi ?

1. Un elfe
2. Un elfée
3. Un mignon
4. Un lutin

C'est quoi ?

1. Une luge
2. Un traineau
3. Un sleigh
4. Une slée

00:00

Wie is père Noël?

00:17

Wanneer is dit opgenomen?

00:23

Waar is père Noël nu?

00:25

Wat zijn ze?

00:39

Wat moeten kinderen doen volgens hem?

1. Hun huiswerk
2. Lol maken
3. Helpen met het huishouden
4. Andere taken

00:46

Wat vinden jullie en hijzelf leuk om te doen volgens hem?

1. Kerstkoekjes bakken
2. Cadeaus kopen
3. Cadeaus uitdelen
4. Kerststol eten

00:56

Waar is het nu ook tijd voor?

1. Kerstkoekjes bakken
2. Opruimen
3. Kerstdecoraties maken
4. Cadeautjes kopen

01:09

Wat moet je daarna wel doen?

1. Opruimen
2. Kerstkoekjes bakken
3. De boom versieren
4. De lutins ontdekken

01:19

Wat hebben ze gedaan en waarom?

1. Gecheckt of je koekjes wel lekker zijn
2. Gekeken of je wel lief bent geweest
3. Gekeken of je decoraties mooi zijn
4. Gekeken of je goed kunt opruimen

01:29

Wat moet je daarom doen?

1. Goed je best doen op school
2. Oefenen met knutselen
3. Je goed gedragen
4. Lief zijn voor anderen

01:46

Wat is het geheim?

1. Hij heeft veel mooie cadeaus
2. Hij heeft cadeaus die je niet verwacht
3. Hij heeft veel zachte cadeaus die je warm houden
4. Hij heeft veel dure elektronica.

01:54

Wat gebeurt er anders als je de kou in gaat?

01:59

Wat moet hij nu gaan doen?

02:04

Wie zijn “eux”?

1. Zijn elfjes
2. Zijn cadeaus
3. De kinderen
4. De rendieren

02:18

Wat moet je in de tussentijd hebben?

01:19

Wat zijn Lutins?

1. Elfjes
2. Pieten
3. Cadeaus
4. Spionnen