Nederlands les 2 ww spelling pv tt

Welkom - 1LISS2- Nederlands 
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom - 1LISS2- Nederlands 

Slide 1 - Tekstslide

Planning van de les 
Les 1 - Start les 
- Doornemen planning (5 minuten)
- werkwoordspelling PV TT opdracht en theorie
Pauze 
Les 2 - Inloggen taalblokken in klas 
- oefenen in taalblokken werkwoordspelling  2F 






Slide 2 - Tekstslide

Doornemen planning periode 1 staat in teams 
Tip: schrijf belangrijke data op in je agenda! Ga naar teams en bekijk de planner

Slide 3 - Tekstslide

Werkwoordspelling 
- Aan het eind van de periode wordt dit onderdeel getoetst op 2F niveau (1 studiepunt). 
- In periode 3 gaan we hiermee verder, toets op 3F ( 1 studiepunt). 
Tip: het is dus belangrijk dat je werkwoordspelling blijft oefenen! 
extra oefeningen? www.cambiumned.nl of www.jufmelis.nl (gratis oefensites)

Slide 4 - Tekstslide

Wat weet je over ww spelling?

Slide 5 - Woordweb

Theorie werkwoordspelling (de basis)
  1. Werkwoorden zijn dingen die je kunt doen.
    Voorbeeld: fietsen, lopen, roeien, gamen 

  2. Er gebeurt iets
    Voorbeeld: sneeuwen, hagelen, waaien, regenen 

  3. Iemand is iets
    Voorbeeld: zijn, worden, lijken, blijven  


Slide 6 - Tekstslide

Theorie werkwoordspelling (de basis)
Werkwoorden kunnen veranderen in de zin. 
Ze geven aan in welke tijd (tegenwoordige of verleden tijd) een zin staat. 

Voorbeeld: 
Tegenwoordige tijd: Ik loop naar school 
Verleden tijd: Ik.... naar school 

Slide 7 - Tekstslide

Theorie werkwoordspelling (de basis)
In één zin kunnen meerdere werkwoorden voorkomen. 
Samen geven de werkwoorden de totale actie weer. 

Voorbeeld: 
De docent heeft de klas een mailtje gestuurd over de verhuizing. 



Slide 8 - Tekstslide

 werkwoordspelling  in de praktijk
 -lees je eigen brief, kijk naar mijn opmerkingen
-zoek alle werkwoorden op en onderstreep ze
-kijk of je fouten in werkwoorden moet verbeteren
-Tijd? 7 minuten 
-Klaar? noteer alles wat je weet over de regels van werkwoordspelling 

Slide 9 - Tekstslide

Persoonsvorm

Slide 10 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm?
'In zijn broek heeft Ronald een scheur.'
A
zijn
B
Ronald
C
heeft
D
Er is geen persoonsvorm.

Slide 11 - Quizvraag

wat is de PV in de zin:
Ik vind dat jij goed hebt geoefend.
A
ik
B
vind
C
hebt en ik
D
vind en hebt

Slide 12 - Quizvraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud:
ik-vorm: ik loop 
 
jij ,hij zij, u : ik-vorm + t
jij loopt
hij/zij loopt
u loopt

Persoonsvorm tegenwoordige tijd meervoud:
hele werkwoord: lopen
wij lopen
jullie lopen
zij  lopen

Slide 13 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud:

ik-vorm: vind
 
jij/hij zij/u: ik-vorm + t
jij vindt
hij/zij/u vindt
koken of lopen invullen, hoor je een t dan schrijf je hem ook


Persoonsvorm tegenwoordige tijd meervoud:

hele werkwoord: vinden
wij vinden
jullie vinden
zij vinden

Slide 14 - Tekstslide

Let op!
Je/jij antwoordt altijd snel
maar.....
Antwoord je/jij altijd snel?

regel: staat je erachter: dan ik-vorm
Pas op! 
Antwoordt je broer altijd snel? waarom hier wel met een t?


Slide 15 - Tekstslide

gebiedende wijs!
Gebiedende wijs
regel: ik vorm

Doe dit!
Ga naar huis!
Antwoord nu!
houd vast!

Slide 16 - Tekstslide

Ik (worden) morgen 18 jaar
A
wordt
B
word

Slide 17 - Quizvraag

Ik (vinden) het raar dat hij mij niet (antwoorden)
A
vindt, antwoord
B
vindt, antwoordt
C
vind , antwoordt
D
vind, antwoord

Slide 18 - Quizvraag

Pauze
Pauze 
timer
5:00

Slide 19 - Tekstslide

Inloggen in taalblokken 
-Ga naar de portaal
meer applicaties
taalblokken
zoek je school 
Deltion Mozartlaan 15
log in klascode: 948749
Loop je nog tegen problemen aan bij het inloggen? 



- Voeg je klas toe   code: 948749



Slide 20 - Tekstslide

Oefenen in taalblokken
Ga naar:
Taalblokken, spelling 2F
werkwoordspelling
werkwoordspelling persoonsvorm tegenwoordige tijd.
Bekijk de theorie en maak alle 8 opdrachten (ook huiswerk)
Is dit gesneden koek voor jou?
ga naar teams: Maak instap ww spelling en lever in!

Slide 21 - Tekstslide

Klaar? 

Pak een roze boekje uit de kast op de gang
Ga rustig lezen!

Slide 22 - Tekstslide

Einde van deze les 
Wat heb je geleerd? 

Huiswerk: oefenen in taalblokken met werkwoordspelling
2F spelling en grammatica
spelling
werkwoordspelling  persoonsvorm tegenwoordige tijd





Slide 23 - Tekstslide

Waarom is het oefenen van werkwoordspelling belangrijk denk je?

Slide 24 - Open vraag

Een werkwoord is?
A
Een ander woord voor het onderwerp
B
Een doe-woord
C
Een woord dat aangeeft welk werk iemand doet
D
Een woord dat je weg kan laten uit een zin

Slide 25 - Quizvraag

Wat zijn de werkwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het werkwoord?
A
school
B
scholing
C
samenscholen
D
schoolleiding

Slide 27 - Quizvraag

De persoonsvorm is een persoon.
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quizvraag

De persoonsvorm is een werkwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?

Ik ben zo klein.
A
Ik
B
ben
C
zo
D
klein

Slide 30 - Quizvraag

Benoem de persoonsvorm in de volgende zin:
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
A
wat
B
is
C
de persoonsvorm
D
in

Slide 31 - Quizvraag

Hoe vind je de persoonsvorm?
A
zin vragend maken
B
zin enkelvoud of meervoud maken
C
zin in de verleden of tegenwoordige tijd plaatsen
D
Alle drie antwoorden zijn just

Slide 32 - Quizvraag