13-09-2021 Werkwoordspelling tegenwoordige tijd

Nederlands
Spelling en grammatica
Werkwoordspelling - tegenwoordige tijd


1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands
Spelling en grammatica
Werkwoordspelling - tegenwoordige tijd


Slide 1 - Tekstslide

Agenda
  • 0-meting maken
  • Bespreken 0-meting
  • Uitleg tegenwoordige tijd
  • Oefenen in de klas
  • Bespreken oefening
  • Huiswerk/Taalblokken

Slide 2 - Tekstslide

0-meting
10 minuten de tijd
20 zinnen

Slide 3 - Tekstslide

Uitleg - onderwerp

  • De persoon, het dier of het ding wat iets 'doet'
  •  Wie of wat?

Slide 4 - Tekstslide

Oefenen- onderwerp
  • Mijn vader voetbalt op zaterdag.
  • Mevrouw Kasper is docent van beroep.
  • Ik woon in de gemeente Venlo. 

Slide 5 - Tekstslide

Uitleg - persoonsvorm

  • Werkwoordsvorm
  • Zin in een andere tijd zetten
  • Het onderwerp veranderen van enkelvoud naar meervoud of andersom

Slide 6 - Tekstslide

Uitleg - persoonsvorm
  • Stam vinden: hele werkwoord -en (sporten- sport)
  • Ik-vorm: aangepaste stam
  • Jij-/Hij-vorm: aangepaste stam + t
  • Wij vorm: hele werkwoord

Slide 7 - Tekstslide

Oefenen persoonsvorm en onderwerp
  • Ik houd van sporten.
  • Mijn moeder koopt appels.
  • Jan beantwoordt de vraag. 

Slide 8 - Tekstslide

Extra uitleg - jij-vorm
Let op: 
  • Als het onderwerp jij of je achter de persoonsvorm staat, laat je de t weg.
  • Het onderwerp je kun je vervangen door jij .
  • Bij twijfel: persoonsvorm vervangen door een ander werkwoord.

Slide 9 - Tekstslide

Oefenen in de klas
20 zinnen
10 minuten

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag in Taalblokken
Spelling en grammatica -2f 
Spelling: werkwoordspelling 
 Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 11 - Tekstslide