Eenheden omrekenen

Omrekenen van massa en volume eenheden
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
TechniekVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Omrekenen van massa en volume eenheden

Slide 1 - Tekstslide

Volume eenheden omrekenen

Slide 2 - Tekstslide

Massa eenheden omrekenen

Slide 3 - Tekstslide

Massa omrekenen
Kies de goede volgorde van de eenheden van massa.
A
g - kg - mg - t
B
mg - g - kg - t
C
kg - t - mg - g
D
t - kg - mg - g

Slide 4 - Quizvraag

bij het omrekenen met volume maten moet je per stap..
A
delen door 100
B
delen door 1000
C
delen of vermenigvuldigen met 100
D
delen of vermenigvuldigen met 1000

Slide 5 - Quizvraag

Omrekenen:
1 000 liter =
A
1 m3
B
1 dm3
C
10 dm3
D
10 m3

Slide 6 - Quizvraag

Omrekenen
800 dm3= ... liter
A
0,8
B
800
C
8
D
80

Slide 7 - Quizvraag

maten omrekenen

1 liter = ........ milliliter
timer
2:00
A
1
B
10
C
100
D
1000

Slide 8 - Quizvraag

Hoeveel gram is 1,6 ton
A
160 gram
B
16000 gram
C
1600 gram
D
1600000 gram

Slide 9 - Quizvraag

Hoeveel kg is 456 gram?
A
4,56 kg
B
456 kg
C
45,6 kg
D
0,456 kg

Slide 10 - Quizvraag


Naar welke lengtemaat moet je de maten van de balk uit het voorbeeld omrekenen om de inhoud in liter te berekenen?
A
mm
B
cm
C
dm
D
m

Slide 11 - Quizvraag

Bereken het volume van blokje A (let op omrekenen!)

Slide 12 - Open vraag

Bereken het volume van blokje D (let op omrekenen!)

Slide 13 - Open vraag

Op de open dag van Woonzorgcentrum De Korenbloem worden mini pannenkoeken verkocht. Voor 20 pannenkoeken heb je het volgende nodig:
- 50 gram bloem
- 0,5 ei
- 25 cl melk

De organisatie wil 600 pannenkoeken bakken. Hoeveel kg bloem heb je nodig voor 600 pannenkoeken?.

Slide 14 - Open vraag

Om voor acht personen pannenkoeken te bakken,
heb je 600 gram pannenkoekenmix nodig.

Esmee wil voor zes personen pannenkoeken bakken
en rekent via één tussenstap van acht personen naar zes personen.

Hoeveel gram pannenkoekenmix moet Ermee gebruiken?

Slide 15 - Open vraag

Geef aan hoe goed je het leerdoel "rekenen met massa, volume en dichtheid" beheerst
A
ik ken de formule niet, kan eenheden van de dichtheid niet omrekenen en doe berekening fout
B
ik ken de formule, ik kan eenheden van de dichtheid omrekenen, maar maak vaak fouten in de berekening
C
ik ken de formule, maar maak vaak fouten in de eenheden van de dichtheid, ik doe de berekening goed
D
ik maak (bijna) geen fouten in het rekenen met massa, volume en dichtheid

Slide 16 - Quizvraag