Schrijven 4 Les 5

In Schrijven 4 gaan we… 
  • leren wat onderwerp en hoofdgedachte zijn
  • bronnen zoeken voor een eigen tekst
  • een eigen tekst schrijven en daarbij letten op inhoud, opbouw, structuur en zinnen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

In Schrijven 4 gaan we… 
  • leren wat onderwerp en hoofdgedachte zijn
  • bronnen zoeken voor een eigen tekst
  • een eigen tekst schrijven en daarbij letten op inhoud, opbouw, structuur en zinnen

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les ging je...
  • teksten vergelijken
  • een nieuwe deelvraag bedenken
  • in bronnen het antwoord op deze vraag opzoeken
  • een nieuwe alinea schrijven
  • je tekst zo herschrijven dat de inhoud, de toon en de lay-out aansluiten bij het publiek.

Slide 2 - Tekstslide

Deze les ga je...
  • een bronnenlijst toevoegen
  • puzzelen wat de inleiding en het slot zijn bij enkele teksten
  • kenmerken van inleiding en slot herkennen en benoemen
  • je eigen inleiding en slot herschrijven
  • de zinnen in je tekst verbeteren.

Slide 3 - Tekstslide

Stappenplan 'Een goede tekst schrijven'
1. Kies je onderwerp
2. Bepaal je doel en je publiek
3. Verzamel informatie
4. Orden informatie
5. Schrijf en herschrijf je tekst
6. Geef je tekst een passende lay-out

Slide 4 - Tekstslide

De zes kenmerken van een goede tekst

Slide 5 - Tekstslide

Wat is ook alweer een hoofdgedachte?

Slide 6 - Open vraag

Welke van deze hoofdgedachtes past bij het tekstdoel 'informeren'?
A
Je moet oppassen voor beren.
B
Er zijn veel verschillende soorten beren.
C
Doneer nu aan het berenbos!

Slide 7 - Quizvraag

Wat moet er in je bronnenlijst?
  • de naam van de auteur
  • de titel
  • wanneer de tekst gepubliceerd is
  • waarin de tekst gepubliceerd is
  • bij online bronnen: de URL



Slide 8 - Tekstslide

Bronvermelding maken
Heb je alle informatie?
Irene de Pous (2011), Door cyberpesten voelt een kind zich zelfs thuis niet veilig. In De Volkskrant, 6 oktober 2011. Link:
http://www.volkskrant.nl/archief/door-cyberpesten-voelt-kind-zich-zelfs-thuis-niet-veilig~a2952521/

Geen auteur?
De Volkskrant (2011), Door cyberpesten voelt een kind zich zelfs thuis niet veilig. In De Volkskrant, 6 oktober 2011. Link:
http://www.volkskrant.nl/archief/door-cyberpesten-voelt-kind-zich-zelfs-thuis-niet-veilig~a2952521/

Geen datum?
Irene de Pous (z.d.), Door cyberpesten voelt een kind zich zelfs thuis niet veilig. In De Volkskrant, z.d. Link:
http://www.volkskrant.nl/archief/door-cyberpesten-voelt-kind-zich-zelfs-thuis-niet-veilig~a2952521/

Zoek nu de bronnen op die je in je tekst hebt gebruikt en maak onderaan je tekst een bronnenlijst. Ondertussen controleer ik het huiswerk.
timer
7:00

Slide 9 - Tekstslide

Inleiding en slot: opdrachten
  • In de volgende slides zie je twee tekstgeraamten.
  • Bekijk eerst het tekstgeraamte.
  • Lees daarna twee tekstjes. Eén daarvan is de inleiding en de ander is het slot.
  • Beantwoord vervolgens de vragen.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Dit is...

Verder is het belangrijk om te denken aan een
andere vorm van anticonceptie om niet zwanger
te worden. Zonder condoom loop je namelijk niet
alleen het risico op een soa, maar ook op een
ongewenste zwangerschap. Zorg er dus voor dat je
aan de pil bent of een andere vorm van
anticonceptie gebruikt.
A
De inleiding
B
Het slot

Slide 12 - Quizvraag

Dit tekstdeel bevat...

Verder is het belangrijk om te denken aan een
andere vorm van anticonceptie om niet zwanger
te worden. Zonder condoom loop je namelijk niet
alleen het risico op een soa, maar ook op een
ongewenste zwangerschap. Zorg er dus voor dat je
aan de pil bent of een andere vorm van
anticonceptie gebruikt.
A
Een feitje
B
Een conclusie
C
Een advies
D
Een herkenbare ervaring

Slide 13 - Quizvraag

Dit is...

Op het moment zelf had je er niet bij
stilgestaan. Duh! Het was ook zo spannend dat het
waarschijnlijk het laatste was waar je aan dacht.
Maar nu zit je dus misschien wel met de gebakken
peren. Want hoe leuk en lekker die vrijpartij met
je crush ook was, als je het niet veilig hebt
gedaan, loop je nou eenmaal een risico. En niet
alleen op een ongewenste zwangerschap, maar
ook op een soa. Uhh… 
A
De inleiding
B
Het slot

Slide 14 - Quizvraag

Dit tekstdeel bevat...

Op het moment zelf had je er niet bij
stilgestaan. Duh! Het was ook zo spannend dat het
waarschijnlijk het laatste was waar je aan dacht.
Maar nu zit je dus misschien wel met de gebakken
peren. Want hoe leuk en lekker die vrijpartij met
je crush ook was, als je het niet veilig hebt
gedaan, loop je nou eenmaal een risico. En niet
alleen op een ongewenste zwangerschap, maar
ook op een soa. Uhh… 
A
Vragen
B
Een herkenbare ervaring
C
Een advies
D
Een feitje

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Dit is...

A
De inleiding
B
Het slot

Slide 17 - Quizvraag

Dit tekstdeel bevat...

A
Een anekdote
B
Een feitje
C
Een nuancering
D
De hoofdgedachte

Slide 18 - Quizvraag

Dit is...
A
De inleiding
B
Het slot

Slide 19 - Quizvraag

Dit tekstdeel
bevat...
A
Een toekomstverwachting
B
Een conclusie
C
Een nuancering
D
Een feitje

Slide 20 - Quizvraag

Wat zit er meestal in een inleiding?

Slide 21 - Woordweb

Wat zit er meestal in een slot?

Slide 22 - Woordweb

Theorie over inleiding en slot
  1. Inleiding en slot vormen samen met titel en tussenkopjes het tekstgeraamte. Op basis hiervan moeten het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst duidelijk zijn.
  2. Een ervarener publiek heeft minder structuur nodig; een publiek dat lezen niet leuk vindt, moet je nieuwsgieriger maken om de tekst te lezen.
  3. Het tekstdoel blijkt (als het goed is) ook uit de hoofdgedachte van de tekst en daarmee dus ook uit de inleiding en het slot. Als het tekstdoel activeren is, zul je dat in het slot expliciet terugzien.

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht bij inleiding en slot
Open je tekst en lees de inleiding en daarna het slot.
Lees nog eens de theorie over inleiding en slot. 
Beantwoord vervolgens de volgende vragen:
  1. Passen inleiding en slot bij het tekstdoel informeren?
  2. Passen inleiding en slot bij het gekozen publiek?
  3. Herschrijf de inleiding en het slot van je tekst in Word.

timer
7:00

Slide 24 - Tekstslide

Wanneer heeft een tekst goede zinnen?

Slide 25 - Woordweb

Een tekst heeft goede zinnen als:

  • de zinnen prettig leesbaar zijn door gebruik van leestekens;
  • de zinnen niet te lang zijn;
  • er afwisselend korte en wat langere zinnen in staan;
  • de zinnen grammaticaal kloppen;
  • er niet te veel of te weinig woorden in staan;
  • er geen woorden of uitdrukkingen door elkaar gehaald worden.

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht: zinnen verbeteren
1. Kijk op blz 109 bij de kenmerken van goede zinnen.
2. Lees je tekst zachtjes voor jezelf voor.
3. Controleer zin voor zin of de zin goed loopt. Tips: 
  • Raak je buiten adem? Maak je zin korter
  • Let op dat je géén komma voor 'en' zet en juist wel een komma voor de andere voegwoorden ('maar', 'omdat', etc)
4. Pas je zin aan tot elke zin goed is.

Slide 27 - Tekstslide

Wat kun je nu?
een bronnenlijst toevoegen?
puzzelen wat de inleiding en het slot zijn bij enkele teksten?
kenmerken van inleiding en slot herkennen en benoemen?
je eigen inleiding en slot herschrijven?
de zinnen in je tekst verbeteren?

Slide 28 - Tekstslide