In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 10 min
Onderdelen in deze les
Begintaak
Lees het artikel
(5 minuten)
Slide 1 - Tekstslide
Welk mensbeeld hebben ze bij AFAS?
A
Mensbeeld Y
B
Mensbeeld X
Slide 2 - Quizvraag
Welke management theorie is op deze organisatie van toepassing?
A
Human relations
B
Scientific management
C
General management
D
Muskian randomness
Slide 3 - Quizvraag
Herhaling
Slide 4 - Tekstslide
Op volgorde van nummer welke hoofdindelingen zijn dit?
A
functie- product - geografisch-organisatie
B
functie - afdeling - geografisch-afdeling
C
product - doelgroep - geografisch - functie
D
allemaal Functionele indelingen
Slide 5 - Quizvraag
accounting, sales, personeelszaken.. zijn
A
staf-afdelingen
B
ondersteunende afdelingen
C
leidinggevenden
D
lijn-afdelingen
Slide 6 - Quizvraag
Welke stellingen zijn juist? 1. De spandiepte is het aantal niveaus in de organisatie waaraan leiding wordt gegeven. 2. Als het omspanningsvermogen kleiner is dan de spanwijdte, raakt de leidinggevende de controle kwijt over de medewerkers. 3. Het omspanningsvermogen is het aantal mensen aan wie een manager daadwerkelijk leidinggeeft. 4. Als de spanwijdte kleiner is dan het omspanningsvermogen, gaat de leidinggevende zich misschien te veel met het dagelijkse werk bemoeien. 5. De spanwijdte is het aantal mensen aan wie een manager leiding kan geven.
A
1, 3 en 5
B
3, 4 en 5
C
1, 2 en 4
D
2, 3 en 4
Slide 7 - Quizvraag
Grootste spandiepte?
A
3
B
4
C
7
Slide 8 - Quizvraag
Noem alle vormen van horizontale taakverdeling in bovenstaande organogram.
A
Functie en geografie
B
Doelgroep, functie, geografie
C
Geografie, functie en product
D
Doelgroep, functie, product
Slide 9 - Quizvraag
omspanningsvermogen...
A
aantal personen waaraan je leiding geeft
B
als dit kleiner is dan het aantal personen waaraan je leiding geeft, moet de afdeling opgesplitst worden
C
Als dit groter is dan het aantal personen waaraan je leiding geeft, moet er training plaats vinden
D
Neemt af wanneer de leidinggevende een cursus leidinggeven volgt.
Slide 10 - Quizvraag
In onderstaande lijst staat een aantal stellingen over de motivatietheorie van McGregor. Welke zijn onjuist? 1. Theorie X gaat uit van een negatief mensbeeld. 2. De motivatietheorie van McGregor is niet wetenschappelijk onderbouwd. 3. Volgens theorie Y staan mensen open voor verandering en willen zij verantwoordelijkheid nemen. 4. Volgens theorie Y moeten leiders hun mensen motiveren met betrokkenheid, inspraak, samenwerking en waardering. 5. Theorie Y gaat uit van een positief mensbeeld. 6. Volgens theorie X moeten leiders hun mensen motiveren met dwang, controle en geld.
A
2, 3 en 4
B
2 en 4
C
2
D
Alle stellingen zijn juist
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Welke theorie hoort bij omschrijving 2? 1. Een theorie die stelt dat er door standaardisatie, specialisatie en tijdsregistratie zo efficiënt mogelijk geproduceerd moet worden. 2. Een theorie bestaande uit de definitie van de vijf functies van management: plannen, organiseren, opdrachten geven, coördineren, controleren. 3. Een theorie over een organisatiestructuur die zich kenmerkt door een duidelijke hiërarchie, veel regels, een duidelijk omschreven taakverdeling, objectieve criteria voor beloning en formele relaties. 4. Een theorie met een meer menselijke benadering: werknemers zijn geen machines maar juist sociale wezens die respect, aandacht en waardering nodig hebben.
A
Scientific management (Frederick Taylor)
B
General management theorie (Henri Fayol)
C
Human Relations beweging (Elton Mayo)
D
Revisionisme (Rensis Likert)
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Welk niveau van taakvolwassenheid hoort volgens Hersey en Blanchard bij de leiderschapsstijl 'delegeren'?
A
Werknemer is bekwaam maar niet gemotiveerd.
B
Werknemer is bekwaam en gemotiveerd.
C
Werknemer is onbekwaam maar wel gemotiveerd.
D
Werknemer is onbekwaam en niet gemotiveerd.
Slide 15 - Quizvraag
Jij bent manager van een afdeling. Vandaag start er een nieuwe stagiair, Eline. Ze heeft er veel zin in, maar zit nog maar in het eerste jaar van haar opleiding Welke leiderschapsstijl pas je toe?
A
Instrueren
B
Delegeren
C
Overleggen
D
Overtuigen
Slide 16 - Quizvraag
Johan werkt al 20 jaar als onderhoudsmonteur bij het bedrijf waar jij zijn manager bent. Hij kent alle ins en outs van de machines en heeft de meeste storingen zo verholpen. Iedere dag komt hij met frisse moet binnen en gaat na een bakje koffie fluitend aan de slag.