Talent 5.8 Havo Grammatica WS: aanwijzend voornaamwoord AV en vragend voornaamwoord VRV

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

In deze paragraaf leer je:

de woordsoorten aanwijzend voornaamwoord en vragend voornaamwoord.

Slide 2 - Tekstslide

aanwijzend voornaamwoord
AV

Slide 3 - Tekstslide

Wat denk je dat een aanwijzend voornaamwoord doet?

Slide 4 - Woordweb

Aanwijzend voornaamwoord (AV)
Een aanwijzend voornaamwoord wijst iets of iemand aan. 
De aanwijzende voornaamwoorden zijn: deze, dit, die en dat

Voorbeeld:
Kijk, zie je dat broodje? 

Afkorting aanwijzend voornaamwoord = av

Slide 5 - Tekstslide

Zelfstandig? Dan zonder ZN

Slide 6 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord (av)
Deze, die, dat, dit liggen voor de hand!
Let op: zo’n, zulke en dergelijke horen er ook bij!

LET OP!

Dit zijn ook aanwijzende voornaamwoorden:
  zo'n, zulke of dergelijke


Slide 7 - Tekstslide

aanwijzend voornaamwoord (av)
Een aanwijzend voornaamwoord (av) wijst dus iets of iemand aan:

Morgen gaan we naar die film en daarna naar dat leuke restaurant.
Heb je deze schoenen al gepast? Nee, maar ik wil ook liever die schoenen passen.

Slide 8 - Tekstslide


Een aanwijzend voornaamwoord...
A
vraagt naar iets of iemand
B
verwijst naar iets of iemand maar je weet niet precies wie
C
wijst iets of iemand aan
D
bestaat helemaal niet

Slide 9 - Quizvraag

Wat is hier een aanwijzend voornaamwoord?
A
degene, zulke
B
jouw, mijn
C
ik, jij
D
daarom, doordat

Slide 10 - Quizvraag

Wat is GEEN aanwijzend voornaamwoord?
A
die
B
daar
C
deze
D
dit

Slide 11 - Quizvraag

Aanwijzend voornaamwoord
Welke wordt in de zin zelfstandig gebruikt?
A
Die schoenen vind ik echt geweldig.
B
Dit meisje is echt hilarisch.
C
Dat paard is groot.
D
Dat geloof ik niet.

Slide 12 - Quizvraag

Maak nu zelf een zin met een
aanwijzend voornaamwoord dat zelfstandig is.

Slide 13 - Woordweb

En dan nu...

En dan nu...
een kennisvraag!

Slide 14 - Tekstslide

Zoek het aanwijzend vnw!
Maar juist nu zijn ondergang gekomen lijkt te zijn, doemt stralender dan ooit tevoren, van gene zijde, zijn eerbiedwaardige moeder voor hem op. Als ware zij de schitterende godin Pallas Athene, die destijds vanuit de hemel neerdaalde bij de razende Achilles, om hem tot kalmte te manen.

Slide 15 - Tekstslide

Antwoorden
van gene zijde: gene is formeel taalgebruik. Het behoort niet tot de standaard taal. Het verwijst naar personen (genen = meer dan één persoon). Verwijst naar 'zijn'.
die: Verwijst naar zij de schitterende godin Pallas Athene/ zijn eerbiedwaardige moeder.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Ik begrijp het aanwijzend voornaamwoord
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

vragend voornaamwoord
VRV

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Vragend voornaamwoord - vrv








Een vragend voornaamwoord (vrv)
verwijst altijd naar een persoon of ding.

Dit zijn ze: wie, wat, welke, wat voor (een). 
Ze staan meestal aan het begin van een vraagzin. 

Slide 21 - Tekstslide

De vragende voornaamwoorden zijn...
A
Wie, wanneer, wat
B
Hoe, wie, wat (voor een), welke
C
Welk(e), wat, wat voor (een), wie
D
Welke, wanneer, hoe, wat

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het vragend voornaamwoord?
A
het
B
is
C
wat
D
vragend

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het vragend voornaamwoord?
Hoe bedoelt u?
A
hoe
B
zit er niet in

Slide 24 - Quizvraag

Wat is géén vragend voornaamwoord?
A
Wie
B
Waar
C
Wat
D
Welk

Slide 25 - Quizvraag

Wat is GEEN vragend voornaamwoord?
A
wat
B
welke
C
waarom
D
wie

Slide 26 - Quizvraag

Kun je je de 5w's en de h nog herinneren? Welke daarvan zijn vragende voornaamwoorden?
A
Wat, wie waarom
B
Wat, wie, waar
C
Wat, wie, hoe
D
Wat, wie

Slide 27 - Quizvraag

Ik begrijp het vragend voornaamwoord
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll

Aan de slag met 5.8
Oefeningen 1-3-4-5-6-7 (2 niet!)

 Oefeningen 8 t/m 17 zijn herhaaloefeningen
met alle woordsoorten! Dus maak, die oefeningen maken we later in de voorbereiding op het proefwerk.

Slide 29 - Tekstslide