4.8 en 5.8 - woordsoorten: psv, bzv, av en vrv

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Woordsoorten 4.8 / 5.8

Persoonlijk voornaamwoord PSV
Bezitelijk voornaamwoorden BZV
Aanwijzend voornaamwoord AV
Vragen voornaamwoord VRV

Slide 2 - Tekstslide

Het PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD (psv)
Verwijst naar één of meer personen. 

Slide 3 - Tekstslide

Welke persoonlijke voornaam-
woorden ken je nog uit groep 8?

Slide 4 - Woordweb

Filmpje Talent
Maak aantekeningen!
Schrijf de ezelsbruggetjes op!

Slide 5 - Tekstslide

woordsoort: persoonlijk voornaamwoord (psv)
voorwerpsvorm
onderwerpsvorm
Onderwerpsvorm = o
Hij kan geweldig gamen.
Waarom willen jullie meedoen?

voorwerpsvorm = lv en mv of na een voorzetsel
Ik heb haar gebeld (lv)
De docent geeft hem een tien. (mv)
We spraken bij ons af. (na vz)


Slide 6 - Tekstslide

Je gebruikt hen:
  • als het een lijdend voorwerp is. Ik zie hen buitenspelen.
  • na een voorzetsel. Ik geef de boeken aan hen.

Je gebruikt hun: 
  • bij personen in een meewerkend voorwerp zonder voorzetsel ervoor. Ik geef hun boeken. 



HEN of HUN?

Slide 7 - Tekstslide

Wil je _____ (zij, meervoud) even meenemen naar de supermarkt?
Wat is het juiste PSV?
A
hen
B
hem
C
hun
D
haar

Slide 8 - Quizvraag

Welke twee zijn PSV in deze zin?

Ik voel me vandaag een beetje ziek.
A
ik
B
een
C
voel
D
me

Slide 9 - Quizvraag

Ik geef mijn snoepjes niet aan _____
(welke zijn een goede PSV?)
A
hun
B
zij
C
hen
D
haar

Slide 10 - Quizvraag

Welke zijn het PSV in deze zin?

De jouwe lijkt me een beetje koud.
A
een
B
me
C
jouwe
D
de

Slide 11 - Quizvraag

Ik heb _____ (zij, meervoud) geen uitleg gegeven.
A
zij
B
hen
C
haar
D
hun

Slide 12 - Quizvraag

Ik ken/herken de woordsoort
persoonlijk voornaamwoord
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll

Welke bezittelijke voornaam-
woorden ken je nog uit groep 8?

Slide 14 - Woordweb

Bezittelijk voornaamwoord - bzv

Slide 15 - Tekstslide

Welke is het bezittelijk voornaamwoord?
"Ik ken haar niet."
A
ik
B
haar
C
zit er niet in
D
ken

Slide 16 - Quizvraag

Welke is het bezittelijk voornaamwoord?
"Dat is onze caravan."
A
onze
B
dat
C
zit er niet in
D
is

Slide 17 - Quizvraag

Welke is het bezittelijk voornaamwoord?
"Dat bevalt ons niet."
A
ons
B
zit er niet in
C
dat
D
bevalt

Slide 18 - Quizvraag

Welke is het bezittelijk voornaamwoord?
"Hij is op een mijn gestapt."
A
hij
B
mijn
C
op
D
zit er niet in

Slide 19 - Quizvraag

Welke is het bezittelijk voornaamwoord?
"Dat is je geraden!"
A
je
B
geraden
C
zit er niet in
D
dat

Slide 20 - Quizvraag

Ik ken/herken de woordsoort
bezittelijk voornaamwoord
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

wat denk je dat een aanwijzend voornaamwoord doet?

Slide 22 - Woordweb

Aanwijzend voornaamwoord - av
Een aanwijzend voornaamwoord wijst iets of iemand aan. 
De aanwijzende voornaamwoorden zijn: deze, dit, die en dat

Voorbeeld:
Kijk, zie je dat broodje? 

Afkorting aanwijzend voornaamwoord = av

Slide 23 - Tekstslide

Zelfstandig? Dan zonder ZN

Slide 24 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord (av)
Deze, die, dat, dit liggen voor de hand!
Let op: zo’n, zulke en dergelijke horen er ook bij!

LET OP!

Dit zijn ook aanwijzende voornaamwoorden:
  zo'n, zulke of dergelijke


Slide 25 - Tekstslide


Een aanwijzend voornaamwoord...
A
vraagt naar iets of iemand
B
verwijst naar iets of iemand maar je weet niet precies wie
C
wijst iets of iemand aan
D
bestaat helemaal niet

Slide 26 - Quizvraag

Wat is hier een aanwijzend voornaamwoord?
A
degene, zulke
B
jouw, mijn
C
ik, jij
D
daarom, doordat

Slide 27 - Quizvraag

Wat is GEEN aanwijzend voornaamwoord?
A
die
B
daar
C
deze
D
dit

Slide 28 - Quizvraag

Aanwijzend voornaamwoord
Welke wordt in de zin zelfstandig gebruikt?
A
Die schoenen vind ik echt geweldig.
B
Dit meisje is echt hilarisch.
C
Dat paard is groot.
D
Dat geloof ik niet.

Slide 29 - Quizvraag

Maak nu zelf een zin met een
aanwijzend voornaamwoord dat zelfstandig is.

Slide 30 - Woordweb

En dan nu...

En dan nu...
een kennisvraag!

Slide 31 - Tekstslide

Zoek het aanwijzend vnw!
Maar juist nu zijn ondergang gekomen lijkt te zijn, doemt stralender dan ooit tevoren, van gene zijde, zijn eerbiedwaardige moeder voor hem op. Als ware zij de schitterende godin Pallas Athene, die destijds vanuit de hemel neerdaalde bij de razende Achilles, om hem tot kalmte te manen.

Slide 32 - Tekstslide

Ik begrijp het aanwijzend voornaamwoord
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll

Vragend voornaamwoord - vrv








Een vragend voornaamwoord (vrv)
verwijst altijd naar een persoon of ding.

Dit zijn ze: wie, wat, welke, wat voor (een). 
Ze staan meestal aan het begin van een vraagzin. 

Slide 34 - Tekstslide

De vragende voornaamwoorden zijn...
A
Wie, wanneer, wat
B
Hoe, wie, wat (voor een), welke
C
Welk(e), wat, wat voor (een), wie
D
Welke, wanneer, hoe, wat

Slide 35 - Quizvraag

Wat is het vragend voornaamwoord?
A
het
B
is
C
wat
D
vragend

Slide 36 - Quizvraag

Wat is het vragend voornaamwoord?
Hoe bedoelt u?
A
hoe
B
zit er niet in

Slide 37 - Quizvraag

Wat is géén vragend voornaamwoord?
A
Wie
B
Waar
C
Wat
D
Welk

Slide 38 - Quizvraag

Wat is GEEN vragend voornaamwoord?
A
wat
B
welke
C
waarom
D
wie

Slide 39 - Quizvraag

Kun je je de 5w's en de h nog herinneren? Welke daarvan zijn vragende voornaamwoorden?
A
Wat, wie waarom
B
Wat, wie, waar
C
Wat, wie, hoe
D
Wat, wie

Slide 40 - Quizvraag

Ik begrijp het vragend voornaamwoord
😒🙁😐🙂😃

Slide 41 - Poll

Aan de slag met 5.8
Oefeningen 9 t/m 15 zijn herhaaloefeningen
met alle woordsoorten! 

Dus maak die oefeningen en kijk ze na!

Slide 42 - Tekstslide