Uitleg Lezen 2+3: Column en ...

Maandag 22 februari 

Uitleg lezen: uiteenzetting, betoog en beschouwing 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Maandag 22 februari 

Uitleg lezen: uiteenzetting, betoog en beschouwing 

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Ik ken de kenmerken van een column.
Ik ken het verschil tussen een betoog, een uiteenzetting en een beschouwing. 

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling

Slide 3 - Tekstslide

Kenmerken column
Een column verschijnt regelmatig in tijdschriften en kranten (kranten hebben vaak vaste columnisten).

Een column is kort (400 woorden). Iedere zin is dus van belang. De eerste en de laatste zin in het bijzonder.  

De schrijver zorgt dat de lezer meteen geprikkeld wordt door een pakkende openingszin

Slide 4 - Tekstslide

Kenmerken column
De schrijver valt met de deur in huis door te beginnen met hét speerpunt van zijn tekst. 

Dit verpakt hij pakkend en origineel.  

In het slot wordt zijn boodschap of mening duidelijk. Hij sluit af met een knallende slotzin.

Slide 5 - Tekstslide

Kenmerken column
Een column heeft meerdere tekstdoelen: informeren, overtuigen, amuseren en opiniëren. 

Het laatste doel is het meest belangrijk.

De schrijver neemt een standpunt in en daagt zijn lezer uit.  De schrijver formuleert zijn mening scherp en met humor


Slide 6 - Tekstslide

Kenmerken column
De schrijver laat de lezer de tekst zien, horen, voelen en ruiken
Hij schrijft in korte, krachtige zinnen.

Hij maakt zijn tekst aantrekkelijk met minder voor de hand liggende woorden of schrijft beeldend.  


Kortom: hij kiest voor creatief taalgebruik, stijlfiguren, beeldspraak en humor. Hij maakt gebeurtenissen dramatischer dan ze in werkelijkheid zijn.  

Slide 7 - Tekstslide

Uiteenzetting, betoog en beschouwing 
uiteenzetting = informeren
betoog = overtuigen
beschouwing = opiniëren

Slide 8 - Tekstslide

                                              Betoog 

Slide 9 - Tekstslide

Noteer tijdens het filmpje....
  • ...de argumenten die worden genoemd.
  • Of deze voor of tegen de eerdere sluiting van de horeca zijn.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Welke argumenten heb je gehoord?
Waren deze voor of tegen de eerdere sluiting van de horeca?

Slide 12 - Open vraag

Wat is een betoog?

Slide 13 - Woordweb

Een betoog bestaat alleen uit subjectieve informatie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

In een betoog geeft de schrijver vooral...
A
Feiten
B
zijn mening

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het schrijfdoel van een betoog?
A
Overtuigen
B
Informeren
C
Amuseren
D
Activeren

Slide 16 - Quizvraag

Wat is waar over een hoofdgedachte?
A
De hoofdgedachte is niet te vinden
B
De hoofdgedachte is nooit een vraag
C
De hoofdgedachte staat altijd in het slot

Slide 17 - Quizvraag

Aan de slag!
Huiswerk voor volgende week maandag:
paragraaf 3: opdracht 1
paragraaf 4: opdracht 1 + 2

Slide 18 - Tekstslide