testjezelf paragraaf 3

Hoe noemen we de grafiek die laat zien hoe scheef de inkomens in een land verdeeld zijn?
1 / 25
volgende
Slide 1: Open vraag
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoe noemen we de grafiek die laat zien hoe scheef de inkomens in een land verdeeld zijn?

Slide 1 - Open vraag

Secundair inkomen =
A
Primair inkomen + belasting - uitkering
B
Primair inkomen - belasting - uitkering
C
Primair inkomen + uitkering - belasting
D
Primair inkomen + belasting + uitkering

Slide 2 - Quizvraag

Wat is geen primair inkomen
A
Uitkering
B
Huur
C
Winst
D
Rente

Slide 3 - Quizvraag

Als Nederland een zwakke conjunctuur heeft spreken we van een
A
hoogconjunctuur
B
laagconjunctuur

Slide 4 - Quizvraag

Economische groei is er als het reële bbp ...
A
stijgt
B
daalt

Slide 5 - Quizvraag

Welk van de onderstaande inkomens is geen primair inkomen?
A
Loon
B
Rente
C
Winst
D
Uitkering

Slide 6 - Quizvraag

Als er veel consumentenvertrouwen is, is er sprake van een
A
hoogconjunctuur
B
laagconjunctuur

Slide 7 - Quizvraag

Hoe versterkt een hoog consumentenvertrouwen een hoogconjunctuur?
A
Consumenten denken dat hun inkomen in de toekomst hoog is
B
Consumenten denken dat hun inkomen in de toekomst laag is

Slide 8 - Quizvraag

Consumenten denken dat hun inkomen in de toekomst hoog is
A
Consumenten kopen weinig goederen en diensten
B
Consumenten kopen veel goederen en diensten

Slide 9 - Quizvraag

Consumenten kopen veel goederen en diensten, ook met geleend geld
A
De hoogconjunctuur neemt zo af
B
De hoogconjunctuur wordt zo versterkt

Slide 10 - Quizvraag

Het verschil tussen recessie en depressie ...
A
Recessie is minder erg
B
Recessie is 2 kwartalen krimp en depressie 3 kwartalen krimp
C
In beide gevallen daalt het reële BBP

Slide 11 - Quizvraag

Het verschil tussen recessie en depressie kun je beschrijven met
A
Recessie is minder erg
B
Recessie is 2 kwartalen krimp en depressie 3 kwartalen
C
In beide gevallen daalt het reële BBP

Slide 12 - Quizvraag

Wat is geen gevolg van een recessie/crisis

A
Overheidsuitgaven dalen
B
Werkloosheid stijgt
C
Bedrijven failliet
D
Reorganisaties

Slide 13 - Quizvraag

Als het een tijdje (+/- 6 maanden) minder goed gaat met de economie
A
depressie
B
recessie
C
regressie
D
degressie

Slide 14 - Quizvraag

Wat is geen gevolg van een recessie/crisis
(laatste vraag)
A
Overheidsuitgaven blijven gelijk
B
Werkloosheid stijgt
C
Bedrijven failliet
D
Reorganisaties

Slide 15 - Quizvraag

Welke kenmerken horen niet bij een hoogconjunctuur?
A
Er is veel werkgelegenheid
B
Winkels en fabrieken draaien op hoge toeren
C
De overheid krijgt minder belastinggeld binnen
D
De overheid kan meer geld uitgeven

Slide 16 - Quizvraag

Welke kenmerken horen bij een hoogconjunctuur?
A
Sommige bedrijven hebben moeite om nieuw personeel te vinden
B
Het aanbod van goederen is groot ten opzichte van de vraag
C
De vraag naar luxe goederen blijft gelijk

Slide 17 - Quizvraag

Terugkoppeling
In een hoogconjunctuur wordt veel besteed. 
Bedrijven draaien op volle toeren, waardoor veel personeel nodig is, veel geld verdiend wordt en de overheid veel belastinggeld binnenkrijgt.

Slide 18 - Tekstslide

Hoe verzwakt een laag consumentenvertrouwen de conjunctuur?
A
Consumenten gaan veel besteden
B
Consumenten houden extra geld achter de hand

Slide 19 - Quizvraag

Consumenten houden extra geld achter de hand
A
Consumenten kopen dus minder goederen en diensten
B
Consumenten kopen meer goederen en diensten

Slide 20 - Quizvraag

Consumenten kopen dus minder goederen en diensten
A
De conjunctuur verbeterd zich
B
De conjunctuur verzwakt nog meer

Slide 21 - Quizvraag

Welke kenmerken horen er bij een laagconjunctuur?
A
Er is veel werkgelegenheid
B
Winkels en fabrieken draaien niet op volle toeren
C
De overheid krijgt meer belastinggeld binnen

Slide 22 - Quizvraag

Welke kenmerken horen er niet bij een laagconjunctuur?
A
De inflatie is hoog
B
De vraag naar goederen is laag
C
De overheid krijgt minder belastinggeld binnen

Slide 23 - Quizvraag

Terugkoppeling
In een laagconjunctuur is de vraag naar goederen laag.
De productie bij bedrijven is laag, waardoor er weinig werkgelegenheid is en de overheid weinig belastinggeld ontvangt.
Veel bedrijven durven hun prijzen niet te verhogen, de inflatie is dus laag

Slide 24 - Tekstslide

Leerdoel:
De conjunctuur: begrijpen welke verschijnselen bij een laagconjunctuur passen en welke bij een hoogconjunctuur.

Slide 25 - Tekstslide