Beschrijf wat coeliakie is en hoe het zich manifesteert.
Prikkelbare darmsyndroom (PDS)
PDS is een aandoening waarbij de darmen niet goed functioneren. Symptomen zijn onder andere buikpijn, krampen, opgeblazen gevoel en diarree of obstipatie.
Ook wel Irritable Bowel Syndrome (IBS) genoemd.
Verstoring in de hersen-darm-as, waarbij de darmen verstoorde signalen aan de hersenen geven en/of vice versa.
Slide 7 - Tekstslide
Beschrijf wat prikkelbare darmsyndroom is en hoe het zich manifesteert.
Ziekte van Crohn
De ziekte van Crohn is een chronische ontstekingsziekte van het spijsverteringskanaal. Symptomen zijn onder andere buikpijn, diarree en vermoeidheid.
Behandeling met medicatie is vaak levenslang.
Slide 8 - Tekstslide
Beschrijf wat de ziekte van Crohn is en hoe het zich manifesteert.
Colitis Ulcerosa
Colitis ulcerosa betekent letterlijk een ontsteking van de dikke darm (colon = dikke darm, -itis = ontsteking), waarbij zweren gevormd worden (ulcerosa).
Slide 9 - Tekstslide
Beschrijf wat de ziekte van Crohn is en hoe het zich manifesteert.
Maagzweer
Bij een zweer is er een gat ontstaan in de beschermende slijmvlieslaag van de maag of twaalfvingerige darm. Door het gat in de slijmvlieslaag liggen de zenuwen in de bindweefsellaag ’open en bloot’. Als het zure maagsap met deze zenuwen in contact komt, veroorzaakt dat hevige pijn.
Slide 10 - Tekstslide
Beschrijf wat de ziekte van Crohn is en hoe het zich manifesteert.
Anatomie van de Urinewegen
De urinewegen omvatten de nieren, urineleiders, blaas en urethra. De nieren zijn verantwoordelijk voor het filteren van het bloed en het produceren van urine.
Slide 11 - Tekstslide
Leg de anatomie van de urinewegen uit.
Fysiologie van de Nieren
Functie: filteren van het bloed.
De nieren spelen een belangrijke rol bij het handhaven van de homeostase in het lichaam. Ze reguleren de water- en elektrolytenbalans en verwijderen afvalstoffen uit het bloed.
Slide 12 - Tekstslide
Beschrijf de fysiologie van de nieren.
Pathologie van de Urinewegen
Er zijn verschillende aandoeningen die de urinewegen kunnen beïnvloeden, waaronder een urineweginfectie, nierbekkenontsteking en nierinsufficiëntie.
Slide 13 - Tekstslide
Introduceer de pathologie van de urinewegen.
Urineweginfectie
Een urineweginfectie is een infectie van de urinewegen. Vaak door E.coli bacterie. Nitraat wordt omgezet in nitriet. Dat kan de DA weer testen.
Symptomen zijn onder andere pijn bij het urineren, frequent urineren en troebele urine.
Vaker vrouwen dan mannen i.v.m. kortere plasbuis en kleinere afstand anus.
Slide 14 - Tekstslide
Beschrijf wat een urineweginfectie is en hoe het zich manifesteert.
Nierbekkenontsteking
Een nierbekkenontsteking is een ontsteking van het nierbekken. Dit is een verwaarloosde uwi. De bacteriën zijn via de urineleiders naar de nieren gegaan.
Symptomen zijn onder andere koorts, rugpijn en misselijkheid.
Slide 15 - Tekstslide
Beschrijf wat een nierbekkenontsteking is en hoe het zich manifesteert.
Nierinsufficiëntie
Nierinsufficiëntie is een aandoening waarbij de nieren niet goed functioneren.
Symptomen zijn onder andere vermoeidheid, misselijkheid, en vochtretentie.
Slide 16 - Tekstslide
Beschrijf wat nierinsufficiëntie is en hoe het zich manifesteert.
Verschillen tussen man en vrouw
De anatomie van de urinewegen verschilt enigszins tussen mannen en vrouwen.
Bij mannen = urinebuis ongeveer 18 – 20 cm lang, urinebuis door prostaat, bekkenbodemspieren naar uiteinde eikel
Bij vrouwen ongeveer 4 cm. Bij vrouwen loopt de urinebuis via de bekkenbodemspieren naar de vagina en eindigt in de voorhof.
Slide 17 - Tekstslide
Beschrijf de verschillen in anatomie tussen de urinewegen van mannen en vrouwen.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 18 - Open vraag
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 19 - Open vraag
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 20 - Open vraag
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.