Regeling Lever

Oplevering
§2 Processen in de lever
Hst. 12: Regeling intern milieu

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Oplevering
§2 Processen in de lever
Hst. 12: Regeling intern milieu

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Functies van de lever
  •  Specifieke rol bij stofwisseling koolhydraten, vetten en eiwitten.

Slide 2 - Tekstslide

Lever
Uniek orgaan in je lichaam.
  • kan zich regenereren (lever ±3 jaar oud)
  • krijgt bloed via twee bloedvaten
  • vinden ±600 processen in de lever plaats.

Belangrijkste taken:
Rode bloedcellen opruimen, ontgiften, 
stoffen opslaan, bloed leveren, gal vormen.

Slide 3 - Tekstslide

Lever
Omdat de lever veel met je bloed te maken heeft is de doorbloeding anders.

Twee slagaders: leverslagader voor zuurstof, poortader ter controle voedingstoffen.
Sinusoïden: speciaal haarvatennetwerk.
Bloed uit leverslagader en poortader kunnen mengen. Haarvaten hebben extra grote poriën. Hierdoor kunnen ook grote stoffen bloed uit en door levercellen opgenomen worden.


Slide 4 - Tekstslide

Lever en koolhydraten
De lever kan:
  • onder invloed van insuline glucose opnemen en opslaan als glycogeen (glycogenese).
  • Glycogeen voorraad vol, glucose omzetten in vetten.
  • Onder invloed van glucagon glycogeen omzetten in glucose (en afgeven aan het bloed).
  • Bij tekort aan glycogeen, glucose halen uit aminozuren en vetten (gluconeogenese)

Slide 5 - Tekstslide

Lever en vetten
Vetten vormen een uitdaging om te verteren omdat ze niet oplossen in water: ze vormen grote vetdruppels.
Vetten zijn apolair, water polair.

Enzymen zijn wel oplosbaar maar kunnen dus moeilijk bij de vetten komen om ze te verteren.

1e stap is dus: makkelijker verteerbaar maken. Vergelijk dit met 1e stap eiwitvertering.



 

Slide 6 - Tekstslide

1e stap eiwitvertering
(door zure maagsap)
1e stap vetvertering
(door galzouten)

Slide 7 - Tekstslide

Lever en vetten
Gal bestaat uit
  • galzouten, gevormd door de lever uit cholesterol.
  • water, oplosmiddel
  • bilirubine (galkleurstof), afvalproduct afbraak hemoglobine.

Gal wordt gevormd door lever, tijdelijk opgeslagen in de galblaas.
Hoe weet galblaas dat gal nodig is?
Niet, wordt door al het voedsel gestimuleerd.




 

Slide 8 - Tekstslide

Lever en vetten
Gal bestaat uit
  • galzouten, gevormd door de lever uit cholesterol.
  • water, oplosmiddel
  • bilirubine (galkleurstof), afvalproduct afbraak hemoglobine.

Gal wordt gevormd door lever, tijdelijk opgeslagen in de galblaas.
Hoe weet galblaas dat gal nodig is?
Niet, wordt door al het voedsel gestimuleerd.




 

Slide 9 - Tekstslide

Bouw van de lever
Lever is opgebouwd uit leverlobjes.

In de leverlobjes zitten cellen die taken uitvoeren (zoals stoffen opnemen/afgeven).

Bloed stroomt vanuit de buitenkant naar binnen. Aan de buitenkant aftakkingen poortader en leverslagader. 
Binnenkant leverader.

Gal wordt gescheiden afgevoerd via galgang.

Slide 10 - Tekstslide

Lever en vetten
Voor de duidelijkheid: BINAS 82G laat dus een micel zien (zowel links als helemaal rechts).

Bedenk dat darmepitheelcellen vetoplosbare stoffen opnemen. Vetoplosbare stoffen worden in het lichaam als lipoproteine (zoals chylomicron) vervoerd.

Je lever vormt deze soorten lipoproteinen.
Ook kan je lever bepaalde vetzuren maken die je nodig hebt.

Slide 11 - Tekstslide

Losse vetzuren diffunderen de cel in.
Monoglyceriden gebruiken een transporteiwit.
MAG=monoglyceride

Slide 12 - Tekstslide

MAG=
monoglyceride
TAG=
triglyceride
Korte en middellange losse vetzuren (≤ 12 c atomen) diffunderen de cel uit en komen in de bloedsomloop (4).
Lange vetzuren en monoglyceride worden door de cel weer tot triglyceriden gevormd (1).
Lymfevat

Slide 13 - Tekstslide

MAG=
monoglyceride
TAG=
triglyceride
De triglyceride worden een vetdruppel en worden door het golgisysteem omgeven door een membraan = chylomicron (2).
Lymfevat

Slide 14 - Tekstslide

MAG=
monoglyceride
TAG=
triglyceride
Het chylomicron verlaat de cel via exocytose en gaat een lymfevat in (3).
Lymfevat

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Lever en eiwitten
Eiwitten/aminozuren kan je niet opslaan.
Teveel aan aminozuren betekent dus:
  • afbreken en uitscheiden, of
  • ombouwen naar (andere) niet-essentiële aminozuren.

Beide worden door de lever gedaan.

Slide 19 - Tekstslide

Lever en eiwitten
Ombouwen noemen we transaminering. De basis van een aminozuur is hetzelfde. 

Door de aminogroep te verplaatsen krijg je een ander aminozuur.

Slide 20 - Tekstslide

Lever en eiwitten
Afbreken en uitscheiden doet je lichaam door de aminogroep te verwijderen (deaminering).

Door verwijdering van de aminogroep ontstaat ammoniak, vervolgens met CO2 vormt het ureum (bij zoogdieren en amfibieën).

De rest van het molecuul wordt omgevormd tot brandstoffen (BINAS 68E) of vet of glucose.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Link