11.5 Opname van voedingsstoffen

Resorptie 
Stoffen moeten door de darmcel heen om bij een bloedvat te kunnen komen.

Gaat via transporteiwitten. 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Resorptie 
Stoffen moeten door de darmcel heen om bij een bloedvat te kunnen komen.

Gaat via transporteiwitten. 

Slide 1 - Tekstslide

Resportie
De opname van stoffen uit de darminhoud door de darmcellen heet resorptie.
Voor resorptie moeten stoffen het celmembraan van de cel passeren. Van de darminhoud naar de darmcel en aan de andere kant van de darmcel naar de weefselvloeistof.
Bloedvaten en lymfevaten nemen de stoffen op uit de weefselvloeistof.

Slide 2 - Tekstslide

Resorptie 
Verteringsproducten kunnen op verschillende manieren het celmembraan van de darmwandcel passeren. Dit is vrijwel altijd met een transporteiwit

Passief/Actief en Uniport/Symport/Antiport (zie boek)

Slide 3 - Tekstslide

Passief/actief transport

Slide 4 - Tekstslide

Transport via eiwitten

Slide 5 - Tekstslide

Resportie 
Glucose en 
aminozuren gaan samen met Na+ door 
een transporteiwit.

Concentratie-gradiënt (concentratie-
verschil) voor Na+ nodig!

Slide 6 - Tekstslide

Resportie 
Aan de andere kant gaan glucose/ aminozuren door een ander transporteiwit.




Slide 7 - Tekstslide

Resportie 
Om de concentratie Na+ in de darmcellen laag te houden liggen er aan deze kant ook Na+/K+ pompen.
Die pompen 2 K+ naar binnen en 3 Na+ naar buiten. 




Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Resportie
Er zijn ook transporteiwitten die vitamines opnemen.

Water gaat de darmcellen in als gevolg van osmose.
Water wordt ook weer afgegeven aan de weefselvloeistof en daarna aan het bloed.


Slide 10 - Tekstslide

Resportie
Door de eigenschappen van vetten gaat de resorptie van vetten anders dan voor wateroplosbare stoffen.

Slide 11 - Tekstslide

Losse vetzuren diffunderen de cel in.
Monoglyceriden gebruiken een transporteiwit.
MAG=monoglyceride

Slide 12 - Tekstslide

MAG=
monoglyceride
TAG=
triglyceride
Korte en middellange losse vetzuren (≤ 12 c atomen) diffunderen de cel uit en komen in de bloedsomloop (4).
Lymfevat

Slide 13 - Tekstslide

MAG=
monoglyceride
TAG=
triglyceride
Lange vetzuren en monoglyceriden worden door de cel weer tot triglyceriden gevormd (1).
Lymfevat

Slide 14 - Tekstslide

MAG=
monoglyceride
TAG=
triglyceride
De triglyceride worden een vetdruppel en worden door het golgisysteem omgeven door een membraan = chylomicron (2).
Lymfevat

Slide 15 - Tekstslide

MAG=
monoglyceride
TAG=
triglyceride
Het chylomicron verlaat de cel via exocytose en gaat een lymfevat in (3).
Lymfevat

Slide 16 - Tekstslide

Transport vetachtige stoffen
De chylomicronen gaan via de lymfevaten bij de sleutelbeenader de bloedsomloop in.

Uiteindelijk bereiken alle opgenomen vetachtige stoffen de lever.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

De lever
De lever maakt verschillende soorten blaasjes om vetachtige stoffen naar andere lichaamsdelen te sturen: LDL en HDL.





Slide 19 - Tekstslide

HDL/DLD Lipoproteïnen
Veel eiwit tov vetten:
nemen cholesterol op in de bloedvaten
Weinig eiwit tov vetten:
geeft cholesterol af in de bloedvaten

Slide 20 - Tekstslide

Atherosclerose (slagaderverkalking)
In beschadigingen in de bloedvatwand hoopt zich cholesterol op en het 'verkalkt': de bloedvaten worden stijver en de doorstroomopening wordt kleiner.

Slide 21 - Tekstslide

Embolie/ infarct
De slagaderwand scheurt als gevolg van de verdikking en er ontstaat een stolsel. Dit kan het bloedvat helemaal afsluiten.

Het stolsel kan losraken en elders een bloedvat afsluiten: embolie.
Een embolie kan een infarct veroorzaken (afsterven van weefsel).

Slide 22 - Tekstslide