H1.4 Snelheid van een reactie

H1. 
H1 Scheiden en reageren
1.1 Zuivere stof en mengsels
1.2 Scheidingsmethodes
1.3 Chemische reacties
1.4 Snelheid van reacties
      Afsluiting
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

H1. 
H1 Scheiden en reageren
1.1 Zuivere stof en mengsels
1.2 Scheidingsmethodes
1.3 Chemische reacties
1.4 Snelheid van reacties
      Afsluiting

Slide 1 - Tekstslide

Welk van de volgende situaties zijn chemische reacties:
A
scheuren van papier
B
verdampen van water
C
verbranden van papier
D
ontleden van water

Slide 2 - Quizvraag

Leerdoelen Snelheid van een reactie


Doel: De factoren kunnen uitleggen die de
reactiesnelheid beïnvloeden 

Slide 3 - Tekstslide

Begrippen
- Reactiesnelheid
- Reactietijd
- Effectieve botsing
- Factoren
- De concentratie
- De temperatuur
- De verdelingsgraad
- Aard van de beginstoffen
- Invloed katalysator

Slide 4 - Tekstslide

Reactiesnelheid

De reactiesnelheid is de hoeveelheid stof die per seconde en per liter ontstaat of verdwijnt. 
Een reactie kan heel snel verlopen. Bijvoorbeeld een explosie.

Een reactie kan ook langzaam verlopen.
Bijvoorbeeld roesten van ijzer.






Slide 5 - Tekstslide

Reactietijd
De reactietijd is de tijd waarin een reactie plaats vindt.

Magnesium + zoutzuur —> magnesiumchloride + waterstofgas



Wanneer evenveel poeder of lint wordt gebruikt ontstaat evenveel waterstofgas.
Maar welke reactie gaat sneller en waarom?

Slide 6 - Tekstslide

Effectieve botsing
Een reactie kan alleen plaatsvinden wanneer een botsing
effectief is. Dit betekent dat wanneer twee deeltjes met elkaar
botsen, twee nieuwe deeltjes ontstaan.

Slide 7 - Tekstslide

Ineffectieve en effectieve botsingen

Slide 8 - Tekstslide

Factoren
De volgende factoren beïnvloeden de reactiesnelheid:
- Concentratie
- Temperatuur
- Verdelingsgraad
- Soort stof
- Katalysator 


Slide 9 - Tekstslide

Concentratie
  • Hoe hoger de concentratie, hoe meer deeltjes in dezelfde hoeveelheid vloeistof of gas.
  • Hoe meer deeltjes, hoe meer effectieve botsingen.
  • Hoe meer effectieve botsingen, hoe hoger de reactiesnelheid.
Andersom geldt natuurlijk hetzelfde.



Slide 10 - Tekstslide

Temperatuur
  • Hoe hoger de temperatuur, hoe sneller de moleculen bewegen.
  • Hoe sneller de moleculen bewegen, hoe meer effectieve botsingen.
  • Hoe meer effectieve botsingen, hoe hoger de reactiesnelheid.
Andersom geldt natuurlijk hetzelfde.





Slide 11 - Tekstslide

De verdelingsgraad
  • Hoe groter de verdelingsgraad, hoe groter het oppervlakte.
  • Hoe groter het oppervlakte, hoe meer effectieve botsingen.
  • Hoe meer effectieve botsingen, hoe groter de reactiesnelheid.
Andersom geldt natuurlijk hetzelfde.




Slide 12 - Tekstslide

Aard van de beginstoffen
Magnesium reageert sneller met zoutzuur dan zink. Bij magnesium is blijkbaar minder energie nodig om de geactiveerde toestand te bereiken.

Slide 13 - Tekstslide

Katalysator
Een katalysator is een stof die de reactie versneld, maar niet wordt
verbruikt tijdens de reactie.
Na de reactie heb je de katalysator dus weer terug.

Maakt het uit hoe duur een katalysator is?
Een katalysator verlaagd de activeringsenergie

Een biologische katalysator wordt enzym genoemd.


Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk
Maak de volgende opdrachten:
Leer HS1.4 (blz. 27-29)
Maak de vragen 49,53,57  (blz. 30-31)

Kijk de opdrachten goed na, wanneer je ze gemaakt hebt.
Maak een notitie van de vragen die je niet snapte of waarvan
je meer uitleg wil hebben.
Stel deze vragen de volgende les.




Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video