H1.4 Snelheid van een reactie

H1. 
H1 Scheiden en reageren
1.1 Zuivere stof en mengsels
1.2 Scheidingsmethodes
1.3 Chemische reacties
1.4 Snelheid van reacties
      Afsluiting
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H1. 
H1 Scheiden en reageren
1.1 Zuivere stof en mengsels
1.2 Scheidingsmethodes
1.3 Chemische reacties
1.4 Snelheid van reacties
      Afsluiting

Slide 1 - Tekstslide

Welk van de volgende situaties zijn chemische reacties:
A
scheuren van papier
B
verdampen van water
C
verbranden van papier
D
ontleden van water

Slide 2 - Quizvraag

Bekijk de onvolledige reactievergelijking hiernaast. Welk getal moet i.p.v. X?
A
1
B
2
C
4
D
5

Slide 3 - Quizvraag

Waar of niet waar: een exotherme reactie is altijd spontaan
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Leerdoelen Snelheid van een reactie


Doel: De factoren kunnen uitleggen die de
reactiesnelheid beïnvloeden 

Slide 5 - Tekstslide

Begrippen
- Reactiesnelheid
- Reactietijd
- Effectieve botsing
- Factoren
- De concentratie
- De temperatuur
- De verdelingsgraad
- Aard van de beginstoffen
- Invloed katalysator

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

Reactiesnelheid
Reactiesnelheid is de snelheid waarmee een reactie verloopt.

Een reactie kan heel snel verlopen. Bijvoorbeeld een explosie.

Een reactie kan ook langzaam verlopen.
Bijvoorbeeld roesten van ijzer.






Slide 12 - Tekstslide

Reactietijd
De reactietijd is de tijd waarin een reactie plaats vindt.

Magnesium + zoutzuur —> magnesiumchloride + waterstofgas


Wanneer evenveel poeder of lint wordt gebruikt ontstaat evenveel waterstofgas.
Maar welke reactie gaat sneller en waarom?

Slide 13 - Tekstslide

Effectieve botsing
Een reactie kan alleen plaatsvinden wanneer een botsing
effectief is. Dit betekent dat wanneer twee deeltjes met elkaar
botsen, twee nieuwe deeltjes ontstaan.

Slide 14 - Tekstslide

Ineffectieve en effectieve botsingen

Slide 15 - Tekstslide

Factoren
De volgende factoren beïnvloeden de reactiesnelheid:
De concentratie, De temperatuur, De verdelingsgraad
De bovenstaande factoren kunnen worden verklaard met het
botsende deeltjes model.
De volgende factoren beïnvloeden de reactiesnelheid ook:
De aard van de beginstoffen, Een katalysator
Deze factoren kunnen niet worden verklaard met het botsende
deeltjes model.


Slide 16 - Tekstslide

Concentratie
  • Hoe kleiner de concentratie, hoe minder deeltjes in dezelfde hoeveelheid vloeistof of gas.
  • Hoe minder deeltjes, hoe minder effectieve botsingen/seconde.
  • Hoe minder effectieve botsingen/seconde, hoe lager de reactiesnelheid.
Andersom geldt natuurlijk hetzelfde.

Beantwoord altijd volgens deze drie stappen.



Slide 17 - Tekstslide

Temperatuur
  • Hoe lager de temperatuur, hoe langzamer de moleculen bewegen.
  • Hoe langzamer de moleculen bewegen, hoe minder effectieve
      botsingen/seconde.
  • Hoe minder effectieve botsingen/seconde, hoe lager de reactiesnelheid.
Andersom geldt natuurlijk hetzelfde.

Beantwoord altijd volgens deze drie stappen.



Slide 18 - Tekstslide

De verdelingsgraad
  • Hoe groter de verdelingsgraad, hoe groter het oppervlakte.
  • Hoe groter het oppervlakte, hoe meer effectieve botsingen/seconde.
  • Hoe meer effectieve botsingen/seconde, hoe groter de reactiesnelheid.
Andersom geldt natuurlijk hetzelfde.

Beantwoord altijd volgens 
deze drie stappen.



Slide 19 - Tekstslide

Aard van de beginstoffen
Magnesium reageert sneller met zoutzuur dan zink. Bij magnesium is blijkbaar minder energie nodig om de geactiveerde toestand te bereiken. 
Dus niet elke stof reageert op dezelfde manier met dezelfde snelheid

Slide 20 - Tekstslide

Katalysator
Een katalysator is een stof die de reactie versneld, maar  tijdens de reactie wordt gebruikt maar niet wordt verbruikt ==> na de reactie heb je dus evenveel van de katalysator dus weer terug.



Een katalysator verlaagt dus alleen de activeringsenergie
Een biologische katalysator wordt enzym genoemd.


Slide 21 - Tekstslide

Huiswerk
Leer HS1.4 (blz. 24-27)

Maak de vragen ............... (blz. 28-29)
Kijk de opdrachten goed na, wanneer je ze gemaakt hebt.
Maak een notitie van de vragen die je niet snapte of waarvan
je meer uitleg wil hebben.

Stel deze vragen de volgende les.





Slide 22 - Tekstslide