WSO Startles Vragen Stellen

WSO
Les 2: vragen stellen
In deze les:
  • Wat is een goede onderzoeksvraag?
  • Brainwrite: Een eerste onderzoeksvraag bedenken.
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
WetenschapsoriëntatieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

WSO
Les 2: vragen stellen
In deze les:
  • Wat is een goede onderzoeksvraag?
  • Brainwrite: Een eerste onderzoeksvraag bedenken.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zo uit het niets een vraag bedenken is moeilijk. Daarom willen we even jullie inspiratie prikkelen door te laten zoeken naar onderwerpen en thema's die je aanspreken.







  • Bij deze oefening is het belangrijk dat je de instructies goed uitvoert.
  • Iedere persoon in het groepje krijgt één tijdschrift en een kladblaadje.

  1. Je krijgt vijf minuten waarin je in stilte door het tijdschrift heen kunt bladeren. Bekijk vooral de koppen en titels, je hoeft niet elk artikel te lezen.
  2. Stel voor jezelf een top drie (of top vijf als je niet kunt kiezen) op van onderwerpen, thema's, beelden, quotes of wat dan ook uit het tijdschrift op die je kunt vinden.
  3. Wissel je tijdschrift met een persoon uit het groepje. Volg nu weer stappen 2 en 3 hierboven.
  4. Je hebt nu een lijstje met zes tot tien thema's/onderwerpen/ideeën enz. Bewaar dit lijstje even, we gaan het gebruiken bij een oefening verderop in deze les.
Een onderwerp bedenken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten vragen

Vragen kun je op heel veel verschillende manieren indelen. Log in op deze LessonUp en vul op de volgende slide in het woordweb in welke verschillende soorten vragen je kunt bedenken.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor verschillende soorten vragen zijn er?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de onderzoeksvraag?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Is dit ook nou onderzoek doen?
ja
nee

Slide 7 - Poll

Hier kun je natuurlijk even een klassikaal gesprek over voeren: wat maakt dit onderzoek? Welke elementen van wetenschappelijk onderzoek zit hier in? En heel belangrijk: dit experiment roept bij hen ook weer vragen op. 
Soorten vragen

Er zijn veel verschillende soorten vragen. Hier zijn  er een aantal:
Goede en domme vragen, moeilijke en makkelijke vragen, leuke en niet-leuke vragen, gesloten en open vragen, algemene en specifieke vragen, nutteloze en zinvolle vragen, wetenschappelijke en niet-wetenschappelijke vragen, persoonlijke vragen, onbeantwoordbare vragen, flauwe vragen, controlevragen, morele vragen, waarderende vragen....

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten vragen - wetenschappeijke vragen
Log in op deze LessonUp en vul op de volgende slide in het woordweb in welke verschillende soorten vragen er zijn.
Als je het antwoord op een vraag wil vinden ben je natuurlijk niet altijd met wetenschap bezig. Waar voldoen de vragen die een wetenschapper stelt eigenlijk aan?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer is een vraag een (wetenschappelijke) onderzoeksvraag?

Slide 10 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Soorten vragen - wetenschappelijke vragen
Criteria voor een wetenschappelijke vraag:
  • In het algemeen kun je stellen dat er daarbij niet om een mening wordt gevraagd. Belangrijk is dat er een objectief antwoord komt.
  • Ook gaat het niet over 1 persoon, situatie of gebeurtenis. Wetenschap doet uitspraken over iets algemeens, bijvoorbeeld over een groep mensen of over een natuurverschijnsel in het algemeen.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderzoeksvragen
Kun je het antwoord zo snel niet (op internet) vinden, dan moet je iets meer je best gaan doen. Ga dan het antwoord uitzoeken. Het antwoord op de vraag Wat kosten de ingrediënten van een chocoladereep? of Past de hele wereldbevolking in de provincie Brabant? kun je niet hapklaar vinden, je moet gevonden informatie combineren.

Als op- en uitzoeken uiteindelijk niet werkt en je geen antwoord oplevert (of je gelooft het gevonden antwoord niet), ga je onderzoeken. Onderzoeken houdt in dat je gaat zoeken naar iets wat ergens “onder” zit, iets wat je niet zomaar kunt zien of vinden.

 Beoordeel de volgende vragen: zijn het uitzoekvragen, opzoekvragen of onderzoeksvragen?
Heb je een vraag? Google eerst of het antwoord misschien al bestaat. De meeste vragen kun je namelijk tegenwoordig gewoon opzoeken. Voorbeelden van opzoekvragen zijn bijvoorbeeld: Hoe lang doe je erover om naar de maan te vliegen? of Kun je verdrinken in drijfzand?

Slide 12 - Tekstslide

De volgende vragen hebben wel een waardering gekregen (antwoord A, B of C is goed) maar dat zijn niet allemaal absolute waarheden: sommige vragen kun je ook classificeren als uitzoekvraag. Belangrijk is dat leerling daar kritisch op is, dat hij/zij verschil daartussen gaat zien. 
1. Waarom zijn recepten altijd voor vier personen?
A
opzoekvraag
B
uitzoekvraag
C
onderzoeksvraag

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2. Van wie is de maan?
A
opzoekvraag
B
uitzoekvraag
C
onderzoeksvraag

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3. Hoeveel Nederlanders eten iedere dag vlees?
A
opzoekvraag
B
uitzoekvraag
C
onderzoeksvraag

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

4. Wanneer zeg je u tegen iemand?
A
opzoekvraag
B
uitzoekvraag
C
onderzoeksvraag

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

5. Waarom kun je met je mond niet ruiken?
A
opzoekvraag
B
uitzoekvraag
C
onderzoeksvraag

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

6. Maakt een versimpeling van de Nederlandse spelling ons leven gemakkelijker?
A
opzoekvraag
B
uitzoekvraag
C
onderzoeksvraag

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

7. Wat kost het grootbrengen van een kind?
A
opzoekvraag
B
uitzoekvraag
C
onderzoeksvraag

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

7. Kunnen mensen kinderen krijgen met apen?
A
opzoekvraag
B
uitzoekvraag
C
onderzoeksvraag

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

9. Bestaat de kieteldood?
A
opzoekvraag
B
uitzoekvraag
C
onderzoeksvraag

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

10. Hoe lossen pubers ruzies op?
A
opzoekvraag
B
uitzoekvraag
C
onderzoeksvraag

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Onderzoeksvragen
Een onderzoeksvraag ontstaat uit het kneden van een originele vraag, net zo lang totdat hij onderzoekswaardig is. Er zal dus vaak wat zoekwerk en herfomuleringen nodig zijn! De volgende stappen zijn daarbij goed om te doorlopen:

  1. stel een vraag  
  2. zoek op of uit 
  3. herformuleer je vraag  
  4. let op definities
  5. ga onderzoeken 
  6. verander je vraag eventueel 
  7. maak je vraag SMART. 

  • Om voor jezelf te checken of een vraag een geschikte onderzoeksvraag is, kun je je vraag door het vragenmachientje hiernaast te laten gaan.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Brainwrite
Een brainstormoefening
Vragen kun je overal tegen komen. Soms heb je heel veel vragen, soms minder. Om erachter te komen welke vragen jij hebt die van pas kunnen komen bij WSO, gaan jullie de volgende opdracht doen:
  1. Iedere leerling krijgt een A4-vel (dus per groepje zijn er vier A4-vellen). Daarnaast krijgt de groep een A3-vel.
  2. Vanaf nu mag niemand meer praten! Er wordt alleen gecommuniceerd via pen en papier;
  3. Schrijf na het startsein van de docent op je eigen A4 op basis van je mindmap twee losse woorden (maar het mag ook op basis van je eigen interesses of hobby's);
  4. Na het volgende startsein geef je jouw vel door aan degene die links van je zit. Zelf krijg jij dus het vel van degene rechts van jou (kloksgewijs doorgeven);
  5. Lees de woorden op het A4 en voeg de eerste twee woorden die bij je opkomen aan het vel toe (schrijf ze op);
  6. Wacht weer op het volgende startsein en geef dan het vel weer door naar links;
  7. Herhaal punt 4, 5 en 6 net zo lang tot dat je je eigen vel terugkrijgt;
  8. Schrijf je naam boven je eigen vel en bewaar het goed (dit noemen we even je mindmap).
  9. Iedere eigenaar bedenkt nu twee vragen bij zijn mindmap waarbij minimaal 1 woord dat iemand anders heeft bijgeschreven wordt gebruikt.
  10. ieder groepslid schrijft zijn twee vragen (op een behoorlijke afstand van elkaar, neem de ruimte) op het A3 vel.


Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Brainwrite
OPDRACHT 2

  1. Plak een gele post-it met een smiley bij de leukste vraag,
  2. Plak een oranje post-it met een smiley bij de moeilijkste vraag,
  3. Plak een rode post-it als je denkt dat de vraag onbeantwoordbaar is
  4. Plak een blauwe post-it bij wetenschappelijke vragen
Beoordeel nu met je groepje de vragen op het A3 vel
  • Ga samen in gesprek waarom bepaalde vragen leuk of saai of moeilijk of ... zijn.
  • Ga samen ook na of de rode en blauwe post-its juist zijn geplakt.


Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SLOTOPDRACHT:

Je hebt van de docent een werkblad gekregen. Vul in:
  1. Zet je naam enz. op de voorkant
  2. Vul de voorlopige onderzoeksvraag van je groepje in op de achterkant. 
  3. Lever dat samen met je mindmap (waar je ook je naam op zet) in bij de docent.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies