Cursus 6 §4 Variatie in woordgebruik

Deze les...

- Uitleg over §4 Variatie in woordgebruik;

- Aan de slag!
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Deze les...

- Uitleg over §4 Variatie in woordgebruik;

- Aan de slag!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen

- Ik kan variëren in woordgebruik om mijn tekst aantrekkelijker te maken (§4).

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Max Verstappen wint ook laatste Formule 1-race (saai).

Max Verstappen heeft ook de allerlaatste race van het Formule 1-seizoen gewonnen. In Abu Dhabi, de hoofdstad van de Verenigde Arabische Emiraten, won Max Verstappen voor de negentiende keer dit jaar.
Het was een extreem succesvol Formule 1-seizoen voor Max Verstappen. In totaal heeft Max Verstappen 19 van de 22 races gewonnen. En eerder dit jaar haalde Max Verstappen ook nog eens een record: Max Verstappen won 10 races achter elkaar. En dat is nog geen enkele andere autocoureur gelukt.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Max Verstappen wint ook laatste Formule 1-race (beter!).

Max Verstappen heeft ook de allerlaatste race van het Formule 1-seizoen gewonnen. In Abu Dhabi, de hoofdstad van de Verenigde Arabische Emiraten, won Verstappen voor de negentiende keer dit jaar.
Het was een extreem succesvol Formule 1-seizoen voor de Nederlander. In totaal heeft Verstappen 19 van de 22 races gewonnen. En eerder dit jaar haalde hij ook nog eens een record: hij won 10 races achter elkaar. En dat is nog geen enkele andere autocoureur gelukt.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Instructie
  • Een tekst wordt snel saai als je steeds dezelfde woorden gebruikt;
  • Het is beter wat variatie in je woordgebruik aan te brengen.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Instructie
Zo voorkom je dat je woorden herhaalt:
  • Gebruik synoniemen. Dat zijn andere woorden die hetzelfde    betekenen: opa / grootvader, rijwiel / fiets, vriend / maat.
  • Gebruik woorden die ongeveer hetzelfde betekenen.
  • Gebruik verwijswoorden, zoals hij, haar, zijn, deze en die.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een synoniem? Noem ook een voorbeeld van een synoniem.

Slide 7 - Open vraag

Een synoniem is een ander woord met dezelfde betekenis. Een voorbeeld van een synoniem is relatie/band.
Verwijswoorden...
A
geven een verband aan in de tekst.
B
geven een eigenschap aan.
C
geven aan dat iets van iemand is.
D
verwijzen naar iets in de tekst.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen verwijswoord?
A
ze
B
deze
C
zeker
D
zij

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn verwijswoorden?
A
de
B
deze, dat
C
zij
D
dat, de

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Maak opdracht 1 t/m 4, op blz. 222-223.


Klaar?
1. Puzzel achterin maken
2. Lezen
timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies