LE3 Les 2 Medicatie

Medicijnen 

  • Groepen
  • Werking
  • Bijwerking
  • Toediening 
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Medicijnen 

  • Groepen
  • Werking
  • Bijwerking
  • Toediening 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 

De student:
  • Kan de verschillende medicijngroepen herkennen en medicatie  hieronder verdelen
  • Weet waar hij de werking en de risico’s van medicijnen op kan zoeken
  • Kan de algemene aandachtspunten bij medicijngebruik benoemen, en de   medicijnveiligheid behouden

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op welke manieren kun
je medicijnen toedienen?

Slide 3 - Woordweb

Oraal (via mond en slokdarm) – denk aan tabletten, dragees, capsules, drankjes, poeders, etc.
Intraveneus (dmv injectie in een ader)
Intramusculair (injectie in een spier)
Subcutaan (onderhuidse injectie)
Rectaal (via de anus) – bijvoorbeeld met een zetpil of een klysma
Op de slijmvliezen (verstuiving) – mondspray, neusspray
Door indruppeling – oogdruppels, neusdruppels en oordruppels
Via de longen (middelen voor inhalatie)
Op de huid (dermaal) – een zalf, een crème of een lotion
Door de huid (transdermaal)- pleisters (fentanyl, nicotine, oestrogeen)
Toedieningswijzen
Oraal (via mond en slokdarm) – denk aan tabletten, dragees, capsules, drankjes, poeders, etc.
Intraveneus (dmv injectie in een ader)
Intramusculair (injectie in een spier)
Subcutaan (onderhuidse injectie)
Rectaal (via de anus) – bijvoorbeeld met een zetpil of een klysma
Op de slijmvliezen (verstuiving) – mondspray, neusspray
Door indruppeling – oogdruppels, neusdruppels en oordruppels
Via de longen (middelen voor inhalatie)
Op de huid (dermaal) – een zalf, een crème of een lotion
Door de huid (transdermaal)- pleisters (fentanyl, nicotine, oestrogeen)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn medicijnen en welke  namen hebben ze ?
Medicijnen noem je ook wel geneesmiddelen of medicamenten. 
In een medicijn zit een werkzame chemische stof

Medicijnen hebben vaak drie soorten namen:
Chemische naam  = tot welke groep behoort het medicijn
Generieke- of stofnaam = werkzame bestanddeel in het medicijn
Merknaam = de beschermde naam van de producent

Slide 5 - Tekstslide

Chemische stof: Deze stof is nauwkeurige beschrijving van de chemische samenstelling van het geneesmiddel. het wordt altijd heel precies beschreven, zodat een apotheker of chemicus het medicijn kan maken. Als een apotheker een medicijn zelf maakt, is het vaak goedkoper dan een medicijn van een bekend merk. Veel zorgverzekeringen vergoeden dan ook alleen het medicijn met de laagste prijs, oftewel het goedkopere  
‘eigen merk’ van de apotheek, dat precies dezelfde werking heeft als het duurdere medicijn. Zo’n eigen merk noem je een locopreparaat.
Het is dan ook een hele lastige, lange naam.

Stofnaam of generieke naam: de stofnaam verwijst naar het werkzame bestanddeel van het middel. Stofnamen van medicijnen uit dezelfde groep lijken vaak op elkaar. Zo eindigen medicijnen uit de groep benzodiazepines meestal op ‘pam’, bijvoorbeeld oxazepam of diazepam.
De stofnaam is een internationaal geaccepteerde naam die is afgeleid van de chemische naam, bijvoorbeeld paracetamol.

Een merknaam begint met een hoofdletter en wordt gevolgd door het teken ®. Het teken ® betekent dat het een merknaam is die in Nederland is geregistreerd. Voor diazepam is dit bijvoorbeeld: Valium® of Stesolid®

bijv Voltaren® (diclofenac). De eerste naam is de merknaam die de farmaceutische industrie aan het product geeft, met een hoofdletter en beschermd merkteken ®.
De tweede naam (diclofenac) is de generieke naam die niet met een hoofdletter hoeft te beginnen. Deze naam is vaak een aanduiding van de werkzame scheikundige stof in het medicijn.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Farmacotherapeutisch Kompas of apotheek.nl

www.farmacotherapeutischkompas.nl of
Download nu de app op jouw tablet of telefoon: FK 
of ga naar: www.apotheek.nl

Hierin kun je informatie opzoeken van medicijnen.
Deze app of website heb je nodig voor de medicatieopdracht!! 

Slide 7 - Tekstslide

Het Farmacotherapeutisch Kompas is een gemeenschappelijke uitgave van de zorgverzekeraars, waarin prijsvergelijkingen en adviezen staan. Ook vind je er over elke groep medicijnen een korte uitleg.

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de uitleg en medicijn naar het juiste vakje
bijv. corona
vaccin
bijv.
paracetamol
Voorkomen van ziekte
Verminderen van klachten door suggestie
Bestrijden of verzachten van de gevolgen van een ziekte
Bestrijden van de oorzaak van een ziekte
profylactische werking
causale werking
symptoom-
bestrijding
Placebo
bijv. antibiotica

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een placebo?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Risico's van medicijnen
Het gebruiken van medicijnen kan risico’s met zich meebrengen. Zoals:

  • bijwerkingen
  • cumulatie
  • Interactie of wisselwerking
  • verslaving
  • gewenning

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Medicatie toedienen
Medicijnen kunnen op twee manieren worden toegediend:

enteraal, dat wil zeggen via het maag-darmkanaal 
parenteraal, dat wil zeggen via een andere weg.
Enteraal:
via de mond = per os (bijv. tablet, dragee, capsule)
via de anus = rectaal (bijv. zetpil)

Slide 13 - Tekstslide

Als je medicijnen per os geeft, zal je er meestal een ruime hoeveelheid water bij geven. Je mag niet zomaar een andere vloeistof geven (bijvoorbeeld melk), omdat die een wisselwerking kan hebben met het medicijn.

Wanneer een lokaal effect gewenst is, zal men eerder voor een lokaal medicijn kiezen. Voor een meer algemeen resultaat (opname in het bloed zodat het medicijn in het hele lichaam komt) geeft men doorgaans een tabletje.


Noem voorbeelden van parenterale toedieningswijze

Slide 14 - Open vraag

via de huid: zalf en (antirook)pleisters;
via slijmvliezen: het druppelen van ogen;
via lichaamsholten: oordruppels, vaginaaltabletten of -crèmes;
per inhalatie: denk aan alle middelen voor COPD-patiënten;
per injectie: intraveneus, intracutaan, subcutaan of intramusculair
Medicijnen op recept in de instelling
De verzorgende die verantwoordelijk is voor de medicatietoediening, vraagt (nadat de arts het recept heeft voorgeschreven) medicijn aan bij de apotheek die verbonden is aan de instelling. Als het medicijn op de afdeling arriveert, controleert de verpleegkundige het medicijn, registreert het en dient het toe aan de zorgvrager.

Slide 15 - Tekstslide

Als een zorgvrager naast de voorgeschreven medicatie nog andere (vrij verkrijgbare) middelen gebruikt, vertel je dat de middelen invloed kunnen hebben op de voorgeschreven medicatie. Adviseer de zorgvrager naar de (huis)arts of apotheker te gaan en na te vragen of de combinatie van medicijnen verantwoord is of niet.

De zorgverlener die medicijnen gereedmaakt moet hiervoor .... zijn
A
bevoegd
B
bekwaam
C
bevoegd en bekwaam
D
niet bevoegd en bekwaam

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet je van het medicijn weten 
Als je medicijnen gaat delen, zorg dat je op de hoogte bent van:
  • de werking van het medicijn
  • van de gebruikelijke dosering
  • van factoren die de werking kunnen beïnvloeden
  • van bijwerkingen en reacties
  • van toedieningsmethoden.

Slide 17 - Tekstslide

Met deze kennis kun je de zorgvrager voldoende voorlichten voordat hij het medicijn inneemt, of helpen als hij er vragen over heeft.
Waarom worden de 5J's gebruikt bij medicijnen geven en waar staan ze voor?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe controleer of je aan de juiste persoon het medicijn geeft?
A
geboortedat. zeggen, zv zegt of het klopt
B
Aan de zorgvrager zijn naam vragen
C
Aan de zorgvrager zijn geboortedatum vragen
D
Je weet gewoon dat het de juiste zorgvrager is

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een GDS ?

Slide 20 - Open vraag

GDS = geneesmiddel distributiesysteem
Een Geneesmiddel distributiesysteem (GDS) is een verpakking waarin medicijnen zijn verdeeld in eenheden per toedieningstijdstip en op naam van een individuele cliënt. Een GDS kan helpen dat een cliënt langer zelf zijn eigen medicatie kan beheren.
Voorbeelden van GDS
Er zijn verschillende soorten geneesmiddel distributiesystemen, zoals:
Medicijnen op een rol (baxtersysteem)
Medicijndoos
Etui met losse dagcassettes
de Slimme medicijndispenser Medido


Slide 21 - Tekstslide

Medicijnen op een rol: Het systeem medicijnen op een rol (baxtersysteem) is een alternatief voor het uitzetten van medicijnen in medicijndozen. Dit systeem is ontstaan om uitzetfouten te voorkomen. Apothekers zetten de medicijnen uit met behulp van een geautomatiseerd distributiesysteem voor geneesmiddelen. Bij medicijnen op een rol zijn tabletten per zorgvrager per toedieningstijdstip in een doorzichtig zakje verpakt. De aan elkaar gesealde zakjes worden in de vorm van een medicatierol per zorgvrager afgeleverd. Als verpleegkundige moet je de medicijnen controleren, als je ze aan de zorgvrager geeft.
Medicijndoos: Dit is een geneesmiddeldistributiesysteem voor een week met een vaste indeling van hokjes die allemaal even groot zijn.
Etui met losse dagcassettes: Dit zijn medicijnen voor een week met een te verschuiven indeling van hokjes.
Welke medicijnen moeten dubbel gecontroleerd worden voordat je het aan de zorgvrager verstrekt?
Zoek op www.zorgvoorbeter.nl

Slide 22 - Open vraag

Voor losse risicovolle medicatie is een dubbele controle belangrijk. Dit geldt alleen voor medicatie die op de lijst 'dubbel te controleren medicatie' staat. Bij de dubbele controle van losse risicovolle medicatie moeten weer 5 dingen worden gecontroleerd: juiste cliënt, juiste medicijn, juiste dosis, juiste vorm en juiste tijd.

Dubbele controle is niet nodig bij medicatie die in een geneesmiddel distributiesysteem (GDS, zoals een medicatierol) wordt aangeleverd. Bij deze voorverpakte medicatie is de apotheker verantwoordelijk voor de inhoud van de zakjes, doosjes of trays; de eerste controle is dan gedaan door de apotheek.

   

Opiaten
Opiaten staan níet op de lijst 'dubbel te controleren medicatie'. 

Extra controle en administratie bij opiaten heeft te maken met voorkomen van misbruik, en wordt geëist vanuit de Opiumwet. Daarom zijn bij beheer van opiaten controles ingebouwd.

Opiaten controleer je daarom meestal met 2 personen, je tekent dit af en sluit de opiatenkast af met een sleutel of code. (Hoe zit dat op jouw BPV?)

Slide 23 - Tekstslide

Opiaten zijn pijnstillende middelen die verslavend kunnen werken, zoals opium, morfine, cocaïne, heroïne en methadon. Deze medicijnen vallen onder de Opiumwet.
De apotheker zorgt ervoor dat de middelen op de afdeling aanwezig zijn, in een speciaal kastje. Hij houdt op formulieren ook precies bij wie hoeveel opiaten krijgt toegediend.
Het opiatenkastje wordt dagelijks gecontroleerd door een verantwoordelijke zorgverlener in samenwerking met de apotheker.

Het risico bij opiaten is vooral misbruik. Daarom zijn er wel aparte regels voor het bewaren. Er zijn wel organisaties die afspreken om opiaten wél dubbel te controleren, om hiermee het risico op misbruik te verkleinen. Het staat organisaties vrij om dit binnen de organisatie zo af te spreken.

Wie is verantwoordelijk als de zorgvrager weigert zijn medicijnen in te nemen?
A
de zorgvrager zelf
B
jij, je hebt de medicijnen aangereikt
C
de arts
D
de teamleider

Slide 24 - Quizvraag

Wanneer een zorgvrager medicijnen weigert, is dat de verantwoordelijkheid van de zorgvrager
Je rapporteert het wel aan de arts. 
Probeer een zorgvrager het belang van de behandeling uit te leggen. Als de zorgvrager de medicijnen dan nog niet wil innemen, probeer je de reden te achterhalen. Misschien smaakt het medicijn vies en kan het worden vervangen door een ander middel.
Vooral bij kinderen en bij zorgvragers met een verstandelijke beperking kan dit een groot bezwaar zijn.

Er zijn nog diverse andere redenen denkbaar:
  • Het medicijn helpt niet. 
  • De zorgvrager denkt dat hij het verkeerde medicijn krijgt.
  • De toediening is pijnlijk.
  • Het moment komt slecht uit.
  • Er zijn bezwaren van culturele of religieuze aard.
  • Het lukt niet om het medicijn door te slikken.
  • Slechte ervaringen met andere middelen.
Observaties
Na het toedienen van medicijnen moet je de zorgvrager altijd observeren. Je observeert of hij eventueel bijwerkingen heeft die beschreven zijn in de bijsluiter. 

Observeer:

Allergische reactie
Anafylactische shock

Slide 25 - Tekstslide

Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van een allergische reactie. Dan heeft de zorgvrager last van jeuk of eczeem, en in het ergste geval kan er een anafylactische shock optreden. 
De zorgvrager gaat dan bleek zien en heeft koud, klam zweet. Hij wordt misselijk en kan bewusteloos raken. Het is een levensbedreigende situatie. Je roept direct een arts op, die acuut moet komen, want de bewusteloosheid kan snel intreden. De arts bepaalt het verdere beleid. 
Afwijkende observaties kunnen ook het gevolg zijn van een fout doordat de regel van vijf niet gehanteerd is.

Medicatieveiligheid
Het gaat om veilige zorg voor de cliënt én om veilig werken
voor de zorgmedewerker.

Medicatieveiligheid gaat over alle activiteiten die zijn gericht op de juiste voorschrijving, aflevering en het juiste gebruik van geneesmiddelen. Een medicatiefout is elke fout in het proces van voorschrijven, ter hand stellen/afleveren, opslag/beheer, gereedmaken, toedienen/registreren en evalueren, ongeacht of er schade is opgetreden

Slide 26 - Tekstslide

Een van de grootste gezondheidsrisico's  bij een verblijf in een ziekenhuis is een medicatiefout!

Slide 27 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen bereikt?
  • Kan de verschillende medicijngroepen herkennen en medicatie   hieronder verdelen
  • Kan uitleggen wat werken volgens de regel van 5 inhoud, en waarom dit   verplicht is
  • Weet waar hij de werking en de risico’s van medicijnen op kan zoeken
  • Kan de algemene aandachtspunten bij medicijngebruik benoemen, en   de medicijnveiligheid behouden
  • Kan medicijnen, bewaren, uitzetten en toedienen

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les

Opdrachten Thieme, zie hiervoor LE3 week 2
Start medicatieopdracht
Schrijf je vragen op

Medicatieopdracht
WEEK 5 INLEVEREN


Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies