NN 3vwo Gram Brug ws + ws H1 t/m 4

Geef de woordsoort aan: Ik geloof dat het rode autootje van hem is, dat naast dat schuurtje staat.

de tweede 'dat' =
A
onderschikkend voegwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
1 / 14
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Geef de woordsoort aan: Ik geloof dat het rode autootje van hem is, dat naast dat schuurtje staat.

de tweede 'dat' =
A
onderschikkend voegwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord

Slide 1 - Quizvraag

Geef de woordsoort aan: Ik geloof dat het rode autootje van hem is, dat naast dat schuurtje staat.

de derde 'dat' =
A
onderschikkend voegwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord

Slide 2 - Quizvraag

Geef de woordsoort aan: De vriendin van wie ik een boek heb geleend, wil het nu graag terug.

Wie =
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord

Slide 3 - Quizvraag

Geef de woordsoort aan: De vriendin van wie ik een boek heb geleend, wil het nu graag terug.

het=
A
bepaald lidwoord
B
onbepaald lidwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
persoonlijk voornaamwoord

Slide 4 - Quizvraag

Geef de woordsoort aan: Die jongen ken ik, maar die man niet.

de eerste 'die' =
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord

Slide 5 - Quizvraag

Geef de woordsoort aan: Die jongen ken ik, maar die man niet.

de tweede 'die' =
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord

Slide 6 - Quizvraag

Geef de woordsoort aan:
Ik dacht op zolder wat te horen.

wat=
A
betrekkelijk voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
onbepaald hoofdtelwoord

Slide 7 - Quizvraag

Geef de woordsoort aan:
In de vakantie heb ik wat thrillers gelezen.

wat=
A
betrekkelijk voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
onbepaald hoofdtelwoord

Slide 8 - Quizvraag

Geef de woordsoort aan:
Je zou je moeten schamen!

De eerste 'je' =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
onbepaald voornaamwoord
C
bezittelijk voornaamwoord
D
wederkerend voornaamwoord

Slide 9 - Quizvraag

Geef de woordsoort aan:
Je zou je moeten schamen!

De tweede 'je' =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
onbepaald voornaamwoord
C
bezittelijk voornaamwoord
D
wederkerend voornaamwoord

Slide 10 - Quizvraag

Geef de woordsoort aan:
Het regent al de hele dag.

het =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
onbepaald voornaamwoord
C
bezittelijk voornaamwoord
D
wederkerend voornaamwoord

Slide 11 - Quizvraag

Geef de woordsoort aan:
"Donders, nou ben ik weer mijn pen kwijt!"

Donders=
A
zelfstandig naamwoord
B
tussenwerpsel
C
bijwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 12 - Quizvraag

Geef de woordsoort aan:
Als je goed oefent, haal je een voldoende!

oefent =
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
C
bijwoord
D
bijvoeglijknaamwoord

Slide 13 - Quizvraag

Geef de woordsoort aan:
Als je goed oefent, haal je een voldoende!

voldoende=
A
Onbepaald hoofdtelwoord
B
bepaald hoofdtelwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 14 - Quizvraag