Sterke werkwoorden met a in de stam

Wilkommen zur Deutschstunde
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Wilkommen zur Deutschstunde

Slide 1 - Tekstslide

das Programm
Laatste periode nog 2 tredes. Leestoets en Hoofdstuktoets.
Om Duits te halen mag je 2 X hebben (zelfde geldt om Duits te kiezen).
Herkansingen voor voorgaande tredes uiterlijk 8 april (laatste kans)
Vandaag grammatica het werkwoord 
Herhaling zwakke werkwoord
Inleiding sterke werkwoord (toetsstof)

Slide 2 - Tekstslide

Het zwakke werkwoord
Wohnen (wonen)
Stam: wohn-
Fe
ich
e
du
st
er / sie / es
t
wir
en
ihr
t
sie / Sie
en

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Sterke werkwoorden in het Duits
Sterke werkwoorden met een
-a-  of -e- de stam

Slide 5 - Tekstslide

Lernziele starke Verben
  • je weet wat een sterk werkwoord is. 
  • je kan sterke ww met een a of e in de stam vervoegen.

Slide 6 - Tekstslide

Wat weet je al?
Schrijf op:
  • Hoe herken je een zwak werkwoord? 
  • Hoe herken je een sterk werkwoord?
  • Bij welke 2 vormen verandert een sterk werkwoord met a?
  • Begrijp je de stof?

Slide 7 - Tekstslide

Sterke werkwoorden met a/ä - Wechsel

Wat is een zwak werkwoord? 

* Een zwak werkwoord is een werkwoord waarvan het
   voltooid deelwoord eindigt op -t of -d. 
  Bijv. dansen - danste - gedanst
         melden - meldde - gemeld

Slide 8 - Tekstslide

Sterke werkwoorden met a/ä - Wechsel

Wat is een sterk werkwoord? 

* Een sterk werkwoord is een werkwoord dat in de verleden tijd van klank verandert en waarvan het voltooid deelwoord eindigt op - en. 
Bijv. lopen - liep - gelopen
         laufen - lief - gelaufen

Slide 9 - Tekstslide

Wanneer precies a/ä-Wechsel? of e/i Wechsel


Hiervoor moet je 3 vragen met  "ja"  kunnen beantwoorden.
1) Staat er een  'a' of e in de stam?
2) Is het een vorm van ''er/sie/es" of du?
3) Is het werkwoord sterk?

ALLEEN dan verandert de klinker in het werkwoord!!!!

Slide 10 - Tekstslide

Wanneer precies die Wechsel?
Mijn moeder rijdt naar huis.

rijden = fahren
1. Staat er een a in de stam?                            Ja
2. Is het een vorm van er/sie/es of du?       Ja
3. Is het een sterk werkwoord?                      rijden/gereden = ja
Meine Mutter fährt nach Hause

Slide 11 - Tekstslide

Sterk werkwoord met a in de stam
fahren:
ich fahre
du fährst
er/sie/es/Merel/Brian fährt
wir fahren
ihr fahrt
sie/Sie fahren

Slide 12 - Tekstslide

Sterk werkwoord met a in de stam
laufen:                                      saufen:                           
ich laufe                                   ich saufe                        
Du läufst                                    du säufst                   
er/sie/es läuft                        er/sie/es säuft                
wir laufen                                 wir saufen                               
ihr lauft                                      ihr sauft                        
sie/Sie laufen                         sie/Sie saufen           

Slide 13 - Tekstslide

Jetzt du!
Pak pen en papier.
Vervoeg de volgende werkwoorden.
Ich, du, er/sie/es, wir, ihr, Sie/sie

laten  = lassen
zeggen = sagen
dragen = tragen

Slide 14 - Tekstslide

Jetzt du!
ich lasse
du lässt
er/sie/es lässt
wir lassen
ihr lasst
sie/Sie lassen
Maak stam: lass  
Eindigt de stam op sis-klank? Dan bij 'du' alleen een '- t'

Slide 15 - Tekstslide

Jetzt du!
ich trage
du trägst
er/sie/es trägt
wir tragen
ihr tragt
sie/Sie tragen

Slide 16 - Tekstslide

Jetzt du!
ich sage
du sagst
er/sie/es sagt
wir sagen
ihr sagt
sie/Sie sagen
zeggen = is geen sterk werkwoord.   Ik heb gezegd.

Slide 17 - Tekstslide

Sterk werkwoord met a in de stam
Gibt es noch Fragen?

Slide 18 - Tekstslide

wat is een sterk werkwoord?
A
een werkwoord dat verandert van klank bij meervoud
B
een werkwoord dat verandert van klank in de verleden tijd
C
een werkwoord dat niet verandert in de verleden tijd
D
een werkwoord dat niet verandert in bij meervoud

Slide 19 - Quizvraag

Vind de sterke werkwoorden:
A
laufen
B
wohnen
C
sehen
D
spielen

Slide 20 - Quizvraag

Bij sterke werkwoorden kan de klinker veranderen
A
Richtig
B
Falsch

Slide 21 - Quizvraag

Sterke werkwoorden:
Hij rijdt
A
er fahrt
B
er fährt

Slide 22 - Quizvraag

Rückblick
  • Wat hebben we geleerd?
  • Hoe herken je een sterke werkwoord?
  • Waar verandert een sterk werkwoord met a?
  • Begrijp je de stof?

Maak Grammatik E van Kap. 5

Slide 23 - Tekstslide

Sterk werkwoord met a in de stam
Voor deze werkwoorden geldt dezelfde regel:

lopen   =  laufen
zuipen = saufen
stoten = stoßen

Slide 24 - Tekstslide