Word Order OefenLessonUp

Grammar - Word Order
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammar - Word Order

Slide 1 - Tekstslide

Lees de uitleg in de volgende slides
-->




Deze uitleg hebben we ook in de online les besproken

Slide 2 - Tekstslide

Wie doet wat waar wanneer?
         ow              ww                lv             plaats                    tijd

Slide 3 - Tekstslide

Stappenplan:
1. onderwerp                         WIE
2. werkwoord(en)               DOET
3. lijdend voorwerp            WAT
4. plaats                                  WAAR
5. tijd                                        WANNEER

De tijd kan ook aan het begin van de zin worden gezet!

Slide 4 - Tekstslide

Tijd (wanneer) kan ook aan het begin van de zin:
voor extra nadruk.

Slide 5 - Tekstslide

Maak nu de oefenvragen op de volgende slides:
-->

Slide 6 - Tekstslide

Wie
doet
wat
waar
wanneer
Jacky and Pete
aren't going
to the cinema
tonight

Slide 7 - Sleepvraag

wie
doet
wat
waar
wanneer
my little brother
bakes
a cake
in the kitchen
every weekend

Slide 8 - Sleepvraag

Wie
doet
wat
waar
wanneer
my sister
is going to do
at school
tomorrow
a presentation

Slide 9 - Sleepvraag

De uitleg gaat nu over de 
'Plaats Voor Tijd'
regel:
-->

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Ezelsbruggetje:
PVT
=
Plaats Voor Tijd
(aan het eind van de zin)

Slide 12 - Tekstslide

Je gaat nu oefenen met de 
PVT regel:
-->

Slide 13 - Tekstslide

Choose the sentence with the correct word order.
A
He swims every day in the canal.
B
He swims in the canal every day.

Slide 14 - Quizvraag

Fill in the correct word order.

My best friend is moving ...
A
to Australia in January.
B
in January to Australia.

Slide 15 - Quizvraag

Is the Word Order correct?
I saw him two days ago at the police station.
A
correct
B
wrong

Slide 16 - Quizvraag

Is the Word Order correct?
I bought this jacket in England a few years ago.
A
correct
B
wrong

Slide 17 - Quizvraag

Bekijk nu de uitleg op de volgende slides.
-->

Slide 18 - Tekstslide

Adverbs of frequency

=

Woorden die aangeven hoe vaak iemand iets doet

Slide 19 - Tekstslide

Adverbs of frequency
Adverbs of frequency

Slide 20 - Tekstslide

Waar staan adverbs of frequency?
You always walk to school             -> komt voor het werkwoord

I am sometimes late for school  -> komt na het werkwoord to be

I have never walked to school    -> komt voor het laatste w.w.

Slide 21 - Tekstslide

Maak nu de oefenopgaven
-->

Slide 22 - Tekstslide

Choose the sentence with the correct word order.
A
They often go out in the weekends.
B
They go often out in the weekends.

Slide 23 - Quizvraag

What is the correct word order?
A
They never are on time.
B
They are never on time.

Slide 24 - Quizvraag

Choose the sentence with the correct word order.
A
I always am happy.
B
I am always happy.
C
I am happy always.
D
Always I am happy.

Slide 25 - Quizvraag

Choose the sentence with the correct word order.
A
We are never late for class.
B
We never are late for class.

Slide 26 - Quizvraag

What is the correct word order?
A
You have been never there.
B
You never have been there.
C
You have been there never.
D
You've never been there.

Slide 27 - Quizvraag

Choose the sentence with the correct word order.
A
They always do their homework on Saturday.
B
They do always their homework on Saturday.

Slide 28 - Quizvraag

Correct word order:
Billy / to his friend /
five minutes ago / went
A
Billy went to his friend five minutes ago
B
Billy went five minutes ago to his friend
C
Billy five minutes ago went to his friend.
D
Five minutes ago Billy went to his friend

Slide 29 - Quizvraag

-Word Order-

always - new shoes - buy - we
A
Always we buy new shoes
B
We buy always new shoes
C
We buy new shoes always
D
We always buy new shoes

Slide 30 - Quizvraag

Dit is het einde van je les!

Slide 31 - Tekstslide