In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
5.3 Druk
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen, na deze les kan je
De definitie van druk geven.
Rekenen met de formule p = F / A druk = kracht : oppervlakte.
De eenheden van druk en kan je ze gebruiken in een berekening.
Uitleggen waarom en hoe de waterdruk verandert onder water.
De waterdruk op de bodem van een vat uitrekenen.
Uitleggen waarom een onderzeeboot stevig gebouwd moet zijn.
Uitleggen wat luchtdruk is en hoe groot die gemiddeld is op aarde.
De proef met de Maagdenburger halve bollen kunnen uitleggen.
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen, na deze les kan je
Extra
Uitleggen wat een compressor doet en de werking van de fietspomp beschrijven.
Beschrijven wat er met de druk gebeurt bij het samenpersen van een gas.
Uitleggen wat bedoeld wordt met pneumatisch gereedschap.
Slide 3 - Tekstslide
Wat weet je nog over de druk?
Slide 4 - Woordweb
DRUK
Druk is de kracht die een voorwerp op een bepaald oppervlak uitoefent.
Slide 5 - Tekstslide
Verschil tussen kracht en druk?
Een kracht oefen je uit op een voorwerp. De kracht wordt uitgedrukt in Newton.
Druk is de kracht die een voorwerp uitoefent op een oppervlakte.
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Video
Formule
P=AF
F = Kracht
Eenheid = Newton
P = Druk
Eenheid = Pascal
A = Oppervlakte
Eenheid =
m2
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Video
Slide 12 - Video
Slide 13 - Tekstslide
Druk in de praktijk:
de naaldhakken van Angelina Jolie en een olifantenpoot
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Wat is de eenheid van kracht?
A
Newton
B
Kilogram
C
Newton per vierkante meter
D
Watt
Slide 18 - Quizvraag
Wat is de eenheid van druk?
A
Newton
B
Kilogram
C
Newton per vierkante meter
D
Watt
Slide 19 - Quizvraag
Hoe bereken je de druk
A
oppervlakte x massa
B
oppervlakte x kracht
C
massa : oppervlakte
D
kracht : oppervlakte
Slide 20 - Quizvraag
Bereken de druk. Een voorwerp heeft een massa van 12 kg en staat op een ondersteunend vlak van 0,6 m2
A
2 N/m2
B
20 N/m2
C
200 N/m2
D
2000 N/m2
Slide 21 - Quizvraag
Een vrachtwagen moet door een modderig terrein om de lading te lossen. Hoe kan de chauffeur er voor zorgen dat de banden minder diep in de modder komen te zitten?
A
De banden verbreden
B
De banden versmallen
C
Minder banden
D
kleinere banden
Slide 22 - Quizvraag
Waarom zak je minder in de sneeuw met ski's?
A
Je zwaartekracht wordt minder
B
Je zwaartekracht wordt meer
C
Je oppervlak met de sneeuw wordt kleiner
D
Je oppervlak met de sneeuw wordt groter
Slide 23 - Quizvraag
Een punaise heeft een punt met een oppervlakte van 1 mm2. De dikke kant van de punaise is 100 mm2. Je duwt met een kracht van 50 N op de punaise. Wat is de kracht van de punaisepunt op het prikbord?
A
50 N
B
5000 N
C
0,5 N
D
50000 N
Slide 24 - Quizvraag
Bereken de druk van een dame van 70 kg die op naaldhakken loopt en met 1 hak op de grond staat. De naaldhak heeft een oppervlakte van 1 cm2
A
700 N/m2
B
7000000 N/m2
C
0,0007 N/m2
D
7 n/m2
Slide 25 - Quizvraag
10 N/cm2 = ..... Pa
A
10 Pa
B
1000 Pa
C
100000 Pa
D
100000000 Pa
Slide 26 - Quizvraag
Goed doorlezen
Theorie blz. 58 t/m 61
MH: ook Extra, kracht uit lucht
Slide 27 - Tekstslide
Maken
alle opgaven (1 tm 15) blz 92 t/m 94
MH, ook de opgaven (1 t/m 5) Extra 3 blz. 94
Slide 28 - Tekstslide
Nakijken
Controleer je antwoorden met het antwoordenboek in Magister ELO (bronnen), en verbeter je fouten.