§5.4 - Voortplanten

5.4 Voortplanten
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

5.4 Voortplanten

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen deel 1
Voortplanten van planten
1. Je kunt uitleggen waarom er bloemen nodig zijn bij voortplanting.
2. Je kunt benoemen uit welke onderdelen bloemen bestaan. (bron 2, 3, 4)
3. Je kunt uitleggen wat bestuiving en bevruchting met voortplanten te maken hebben. (bron 4, 5, 6, 7)

Bestuiving
4. Je kunt uitleggen wat bestuiving is aan de hand van de volgende begrippen: stuifmeel, meeldraden en stamper. (Bron 3)
5. Je kunt het verschil tussen insectenbloemen en windbloemen uitleggen. (bron 5 en 6)


Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen deel 2
Bevruchting en vruchtvorming
6. Je kunt uitleggen wat bevruchting is. (bron 7)
7. Je kunt uitleggen hoe zaden ontstaan. (bron 7)
8. Je kunt uitleggen wat zaad- en vruchtbeginsels zijn en wat er uit ontstaat.
(bron 7)

Verspreiding zaden
9.  Je kunt uitleggen op welke manier zaden zich verspreiden. (bron 8)

Levenscyclus
10. Je kunt de verschillende stadia van de levenscyclus van een plant omschrijven. (bron 9)

Slide 3 - Tekstslide

Uit welke delen bestaat een bloem?
Bloembodem - Hierop zitten de andere delen vast.
Kelkbladeren - Groene blaadjes ter bescherming.
Nectarkliertjes - Maken nectar onder in de bloem
Nectar - Zoete vloeistof, wordt gegeten door insecten.
Kroonbladeren - Gekleurde bloemblaadjes, om insecten te lokken.
Stamper - In het midden van de bloem, is nodig om voort te kunnen planten.
Meeldraden - Staan rondom de stamper, ook nodig voor de voortplanting.

Bron 2

Slide 4 - Tekstslide

Meeldraden en stamper
Meeldraden en stamper zijn voortplantingsorganen.
Een meeldraad bestaat uit:
- een helmknop
- een helmdraad
- heel veel stuifmeelkorrels

Een stamper bestaat uit:
- een stijl
- een vruchtbeginsel 
- met daarin zaadbeginsels
- in elk zaadbeginsels zit een eicel

Bron 3

Slide 5 - Tekstslide

Aan de slag!
-Bekijk je bloem goed
-Maak 2 tekeningen van je bloem: zij-aanzicht bovenaanzicht
- Gebruik tekenregels (maak eerst een kader op het blad)
- Benoem onderdelen: kroonblad, kelkblad, stamper, bloembodem, meeldraad, stengel
-Vraag een boon en doe het vlies eraf
-Maak tekening van doorsnede van je boon, benoem onderdelen: kiem, wortel, blaadje
-Vraag een werkblad

Slide 6 - Tekstslide


Hoe heet nummer 5?
timer
0:15
A
Stamper
B
Stempel
C
Baarmoeder
D
Vruchtbeginsel

Slide 7 - Quizvraag

Hoe heet onderdeel 5?
A
Stijl
B
Eicel
C
Zaadcel
D
Stamper

Slide 8 - Quizvraag

Wat zit er in een vruchtbeginsel?
A
stuifmeelkorrels
B
zaadbeginsel

Slide 9 - Quizvraag

Startopdracht 
- Kun je beschrijven wat het verschil is tussen windbloem en insectenbloem
- Beschrijf het verschil tussen bestuiving en bevruchting, maak tekeningen om dit te laten zien.
- Wat zijn de fases van bloem naar vrucht?

- Maak een bingo tabel en zoek 9 woorden uit paragraaf 5.4

Slide 10 - Tekstslide

Stuifmeelkorrels en eicellen
Stuifmeelkorrels en eicellen zijn voorplantingscellen.
Stuifmeelkorrels zijn mannelijkeicellen zijn vrouwelijk.

Als een stuifmeelkorrel en een eicel bij elkaar komen, ontstaat er een zaadje. Deze kan ontkiemen en uitgroeien tot een nieuwe plant.
Bron 4

Slide 11 - Tekstslide

Bestuiving
Hoe komen de stuifmeelkorrels bij de eicellen?     >     Bestuiving

Bij bestuiving gaat het stuifmeel van de meeldraden van de ene bloem, naar de stamper van een andere bloem. 

Deze bloemen moeten wel van dezelfde soort zijn om te kunnen voortplanten.

Het overbrengen van stuifmeel kan gebeuren door insecten of door de wind.

Bron 5
Bron 6

Slide 12 - Tekstslide

Bestuiving door insecten
Insectenbloemen lokken insecten met nectar, en opvallende geuren en kleuren.
Het insect kruipt in de bloem om de nectar te kunnen eten. Hij raakt daarbij de meeldraden aan, waardoor er stuifmeel aan zijn poten blijft plakken. Als hij vervolgens in een andere bloem van dezelfde soort kruipt, kan dit stuifmeel terecht komen op de stamper. De bloem is dan bestoven.
Bron 5

Slide 13 - Tekstslide

Wanneer een stuifmeelkorrel op de stamper komt spreken we van...
A
Bevruchting
B
Bestuiving
C
Planten sex
D
Zaadverspreiding

Slide 14 - Quizvraag

Bestuiving door ...
Windbloemen zijn minder opvallend dan insectenbloemen. Bloemen zijn klein, groen en onopvallend.
Hun stuifmeel wordt meegevoerd door de wind.
De meeldraden en stamper steken ver uit de bloem, zo komt de wind er goed langs.
Bron 6

Slide 15 - Tekstslide

27 juni
lz 92, 93 en 95, 96
maken opdr 18 tm 25
Ben je al klaar? Zet de begrippen van par. 5.4 vast in een begrippenlijst of ga in de LessonUp, of oefen op biologiepagina.nl

Slide 16 - Tekstslide

Ontstaan vrucht met zaden
Na de bestuiving moet de celkern van de stuifmeelkorrel vanaf de stempel bij de eicel komen. Dan kan er pas een vrucht met zaden ontstaan.

Kijk in bron 7 hoe dat gaat.
Bron 7

Slide 17 - Tekstslide

Verspreiding van zaden
Als zaden allemaal naast de moederplant terechtkomen, krijgen ze niet voldoende water en licht. Daarom is zaadverspreiding noodzakelijk.
Daar zijn 3 manieren voor:

Bron 8
Wind - De wind neemt de zaden mee, dat kan alleen als de zaden licht zijn.
Dieren - Dieren eten de vruchten en poepen de zaden vervolgens op een andere plek uit. Stekelige zaden kunnen ook aan de vacht van dieren blijven plakken en op die manier verspreid worden.
Door de plant zelf - Sommige zaden worden verspreidt doordat de vrucht openknapt,

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Zaadverspreiding gebeurt door:
A
de wind
B
door dieren
C
door dieren & de wind
D
gebeurt niet

Slide 20 - Quizvraag

Levenscyclus
1. Zaad ontkiemt, er groeit een nieuwe plant.
2. Volwassen plant vormt bloemen.
3. Uit de bloemen ontstaan vruchten met zaden.
4. Zaden worden verspreid.
5. Plant gaat dood.

Bron 9

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Kieming van de boon 
volwassen plant 
Kiemplantje

Slide 23 - Sleepvraag

    stijl
vrucht-
beginsel
 stempel
 kroonblad
kelk-
blad
zaad-
beginsel
 meeldraad

Slide 24 - Sleepvraag

Na deze les
Weet je hoe en waar planten energie opslaan op cel- en orgaanniveau

Kun je uitleggen de verschillen in energieopslag tussen één-, twee- en meerjarige planten verklaren.

Dit lukt door voedingsmiddelen te onderzoeken en de theorie te bestuderen.

Slide 25 - Tekstslide

Samenvatting
Wortel: groeit meestal onder de grond, kan soms verdikt zijn (knol)
Blad: groeit aan een stengel, is meestal afgeplat, is meestal groen of rood, soms wit.  als de Bol: bladeren dicht op elkaar gepakt onder de grond
Vrucht:  ontstaat uit een bestoven bloem, bevat zaden, een schil en (niet altijd) vruchtvlees
Zaad: ontstaat uit een bestoven bloem, kan een hele nieuwe plant vormen
Bloem: zou later zaden en/of vruchten vormen. Duidelijk geen blad, vrucht, stengel of wortel



Slide 26 - Tekstslide

Paprika is een
A
groente
B
vrucht
C
zaad
D
stengel

Slide 27 - Quizvraag

De pitten uit deze pijnboom zijn
A
zaden
B
noten
C
vruchten
D
bladeren

Slide 28 - Quizvraag

De rokken (laagjes) van een ui (bol) zijn
A
stengels
B
wortels
C
bladeren
D
bloemen

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

éénjarigen
tweejarigen

Slide 32 - Tekstslide

meerjarige cycli

Slide 33 - Tekstslide

do 29-6
goed best. par. 5.4
maken opdr 23, 24, 25
NEEM JE TIJD OM NA TE KIJKEN!
Ben je klaar? Bereid je voor op de toets via biologiepagina.nl
 begrippenlijst, LessonUps, Bronnen leren, Samenvatten enz enz

Slide 34 - Tekstslide

fluitekruid bloeit al vroeg in het voorjaar en gaat dan dood. Deze plant is:
A
eenjarig
B
tweejarig
C
meerjarig
D
houtachtigen

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Tekstslide