In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
5.4 Voortplanten
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen deel 1
Voortplanten van planten
1. Je kunt uitleggen waarom er bloemen nodig zijn bij voortplanting.
2. Je kunt benoemen uit welke onderdelen bloemen bestaan. (bron 2, 3, 4)
3. Je kunt uitleggen wat bestuiving en bevruchting met voortplanten te maken hebben. (bron 4, 5, 6, 7)
Bestuiving
4. Je kunt uitleggen wat bestuiving is aan de hand van de volgende begrippen: stuifmeel, meeldraden en stamper. (Bron 3)
5. Je kunt het verschil tussen insectenbloemen en windbloemen uitleggen. (bron 5 en 6)
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen deel 2
Bevruchting en vruchtvorming
6. Je kunt uitleggen wat bevruchting is. (bron 7)
7. Je kunt uitleggen hoe zaden ontstaan. (bron 7)
8. Je kunt uitleggen wat zaad- en vruchtbeginsels zijn en wat er uit ontstaat. (bron 7)
Verspreiding zaden
9. Je kunt uitleggen op welke manier zaden zich verspreiden. (bron 8)
Levenscyclus
10. Je kunt de verschillende stadia van de levenscyclus van een plant omschrijven. (bron 9)
Slide 3 - Tekstslide
Uit welke delen bestaat een bloem?
Bloembodem - Hierop zitten de andere delen vast.
Kelkbladeren - Groene blaadjes ter bescherming.
Nectarkliertjes - Maken nectar onder in de bloem
Nectar - Zoete vloeistof, wordt gegeten door insecten.
Kroonbladeren - Gekleurde bloemblaadjes, om insecten te lokken.
Stamper - In het midden van de bloem, is nodig om voort te kunnen planten.
Meeldraden - Staan rondom de stamper, ook nodig voor de voortplanting.
Bron 2
Slide 4 - Tekstslide
Meeldraden en stamper
Meeldraden en stamper zijn voortplantingsorganen.
Een meeldraad bestaat uit:
- een helmknop
- een helmdraad
- heel veel stuifmeelkorrels
Een stamper bestaat uit:
- een stijl
- een vruchtbeginsel
- met daarin zaadbeginsels
- in elk zaadbeginsels zit een eicel
Bron 3
Slide 5 - Tekstslide
timer
0:15
Hoe heet nummer 5?
A
Stamper
B
Stempel
C
Baarmoeder
D
Vruchtbeginsel
Slide 6 - Quizvraag
Hoe heet onderdeel 5?
A
Stijl
B
Eicel
C
Zaadcel
D
Stamper
Slide 7 - Quizvraag
Wat zit er in een vruchtbeginsel?
A
stuifmeelkorrels
B
zaadbeginsel
Slide 8 - Quizvraag
Stuifmeelkorrels en eicellen
Stuifmeelkorrels en eicellen zijn voorplantingscellen.
Stuifmeelkorrels zijn mannelijk, eicellen zijn vrouwelijk.
Als een stuifmeelkorrel en een eicel bij elkaar komen, ontstaat er een zaadje. Deze kan ontkiemen en uitgroeien tot een nieuwe plant.
Bron 4
Slide 9 - Tekstslide
Bestuiving
Hoe komen de stuifmeelkorrels bij de eicellen? > Bestuiving
Bij bestuiving gaat het stuifmeel van de meeldraden van de ene bloem, naar de stamper van een andere bloem.
Deze bloemen moeten wel van dezelfde soort zijn om te kunnen voortplanten.
Het overbrengen van stuifmeel kan gebeuren door insecten of door de wind.
Bron 5
Bron 6
Slide 10 - Tekstslide
Bestuiving door insecten
Insectenbloemen lokken insecten met nectar, en opvallende geuren en kleuren.
Het insect kruipt in de bloem om de nectar te kunnen eten. Hij raakt daarbij de meeldraden aan, waardoor er stuifmeel aan zijn poten blijft plakken. Als hij vervolgens in een andere bloem van dezelfde soort kruipt, kan dit stuifmeel terecht komen op de stamper. De bloem is dan bestoven.
Bron 5
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Wanneer een stuifmeelkorrel op de stamper komt spreken we van...
A
Bevruchting
B
Bestuiving
C
Planten sex
D
Zaadverspreiding
Slide 13 - Quizvraag
Bestuiving door insecten
Windbloemen zijn minder opvallend dan insectenbloemen. Bloemen zijn klein, groen en onopvallend.
Hun stuifmeel wordt meegevoerd door de wind.
De meeldraden en stamper steken ver uit de bloem, zo komt de wind er goed langs.
Bron 6
Slide 14 - Tekstslide
Ontstaan vrucht met zaden
Na de bestuiving moet de celkern van de stuifmeelkorrel vanaf de stempel bij de eicel komen. Dan kan er pas een vrucht met zaden ontstaan.
Kijk in bron 7 hoe dat gaat.
Bron 7
Slide 15 - Tekstslide
Verspreiding van zaden
Als zaden allemaal naast de moederplant terechtkomen, krijgen ze niet voldoende water en licht. Daarom is zaadverspreiding noodzakelijk.
Daar zijn 3 manieren voor:
Bron 8
Wind - De wind neemt de zaden mee, dat kan alleen als de zaden licht zijn.
Dieren - Dieren eten de vruchten en poepen de zaden vervolgens op een andere plek uit. Stekelige zaden kunnen ook aan de vacht van dieren blijven plakken en op die manier verspreid worden.
Door de plant zelf - Sommige zaden worden verspreid doordat de vrucht openknapt.
Slide 16 - Tekstslide
Zaadverspreiding gebeurt door:
A
de wind
B
door dieren
C
door dieren & de wind
D
gebeurt niet
Slide 17 - Quizvraag
Levenscyclus
1. Zaad ontkiemt, er groeit een nieuwe plant.
2. Volwassen plant vormt bloemen.
3. Uit de bloemen ontstaan vruchten met zaden.
4. Zaden worden verspreid.
5. Plant gaat dood.
Bron 9
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Video
Kieming van de boon
volwassen plant
Kiemplantje
Slide 20 - Sleepvraag
stijl
vrucht-
beginsel
stempel
kroonblad
kelk-
blad
zaad-
beginsel
meeldraad
Slide 21 - Sleepvraag
Aan de slag
1. Maak de vragen in de LessonUp les.
2. Maak de werkboekopdrachten
paragraaf 5.4
TL --> Opdr. 2, 4, 5, 6,8,10,11,12,14,15,16,17,20,21,23en kijk deze na!
Havo --> 2, 4, 5, 6,8,10,11,12,14,15,16,17,20,21,23,26,27 en kijk deze na!
Slide 22 - Tekstslide
Hoe leer je voor de toets ?
Begin op tijd met leren (minimaal 5 dagen van te voren)
TL leerlingen - Hst.5 Planten: 5.1 t/m 5.4
Havo leerlingen Hst.5 Planten: 5.1 t/m 5.4 + de blauwe sterretjes * stof
1. Oefen met de plaatjes/bronnen in je boek, de onderdelen en taken.
2. Aan het begin van elke paragraaf staan de Leerdoelen. Daar geef je hardop antwoord op. Weet je het niet? Lees dan in de tekst, daar vind je het antwoord
3. Neem de LessonUp's nogmaals door.
4. Maak de Samenvatten en test jezelf (aan het einde van het hoofdstuk)en kijk deze na. (antwoordmodel staat in de studiewijzer van mens en natuur)