MVI P3 H1

MVI P3 H1 Inleiding ICT Quiz
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
InformaticaMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

MVI P3 H1 Inleiding ICT Quiz

Slide 1 - Tekstslide

Waar staat ICT voor?
A
Internet Communicatie Technologie
B
Informatica en Communicatie Techniek
C
Informatie en Communicatie Technologie
D
Internationale Computer Technologie

Slide 2 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een device dat niet door eindgebruikers wordt gebruikt?
A
Laptop
B
Router
C
Tablet
D
Smartphone

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent het als je een device upgrade?
A
Je installeert een nieuwe versie van de software.
B
Je vervangt verouderde onderdelen door nieuwere of betere.
C
Je herstelt fouten in het systeem.
D
Je sluit randapparatuur aan op het device.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een flowchart?
A
Een tekening van een computer.
B
Een stroomdiagram dat processen visualiseert.
C
Een lijst met randapparaten.
D
Een programma voor cloud computing.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een blockchain?
A
Een soort cloudopslag.
B
Een verzameling video’s in een database.
C
Een techniek waarbij gegevens in kleine blokken worden opgeslagen en verdeeld over meerdere computers.
D
Een onderdeel van een stroomdiagram.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van randapparatuur?
A
Printer
B
USB-stick
C
Switch
D
Muis

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen VR en AR?
A
Bij VR zie je de echte wereld, bij AR een volledig digitale omgeving.
B
Bij AR zie je de echte wereld met digitale toevoegingen, bij VR een volledig digitale omgeving.
C
VR is alleen voor gaming, AR voor dagelijks gebruik.
D
VR gebruikt satellieten, AR werkt via internet.

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent configureren in de context van ICT?
A
Het vervangen van een apparaat.
B
Het aanpassen van instellingen aan de behoeften van de gebruiker.
C
Het opslaan van gegevens in de cloud.
D
Het verwijderen van verouderde software.

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een kenmerk van een beslissingsstap in een stroomdiagram?
A
Het heeft altijd maar één uitgaande pijl.
B
Het heeft minimaal twee uitgaande pijlen.
C
Het is altijd de eerste stap in het proces.
D
Het heeft nooit inkomende pijlen.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een nadeel van ICT?
A
ICT is altijd traag.
B
Door ICT ontstaan er nooit storingen.
C
Als een ICT-systeem uitvalt, kan dit een bedrijf stilleggen.
D
ICT kan niet gebruikt worden in combinatie met randapparatuur.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een singleboardcomputer?
A
Een gewone computer in een compacte behuizing.
B
Een kleine minicomputer die in apparaten wordt gebruikt.
C
Een computer zonder scherm die enkel met een toetsenbord werkt.
D
Een computer die uitsluitend randapparatuur ondersteunt.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een belangrijk voordeel van cloud computing?
A
Gegevens zijn veilig opgeslagen op een persoonlijke computer.
B
Je kunt programma’s uitvoeren zonder fysieke opslagruimte.
C
Het voorkomt dat je internetverbinding nodig hebt.
D
Het maakt stroomdiagrammen eenvoudiger.

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de functie van een server in ICT?
A
Het maakt draadloos internet mogelijk.
B
Het beheert en verleent diensten aan andere computers of gebruikers.
C
Het decodeert videobestanden voor playback.
D
Het bestuurt randapparatuur zoals printers.

Slide 14 - Quizvraag

Wat doet een CODEC?
A
Het verbindt apparaten in een netwerk.
B
Het beveiligt gegevens in een blockchain.
C
Het codeert en decodeert videobestanden.
D
Het maakt verbinding met satellieten voor GPS.

Slide 15 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met IoT (Internet of Things)?
A
Apparaten die informatie met elkaar delen via internet.
B
Apparaten die enkel in een lokaal netwerk werken.
C
De codering van digitale video’s en muziek.
D
Een programma dat stroomdiagrammen genereert.

Slide 16 - Quizvraag