Thema Vrijdag: Nepnieuws en bronnen MIX 1.1 Fake & Fishing: Kritisch lezen: Foute argumentaties

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?

KORTE uitleg nieuw hoofdstuk Taalverzorging:
Formuleren, 4.4. persoonsvorm: Enkelvoud of meervoud

Verder met het thema Nepnieuws & brononderzoek. Dit thema is een combinatie van TCR-lessen en Mix-opdrachten uit de methode Nu Nederlands 2F. Je krijgt hiervoor 3 lessen om aan te werken + 1 les waarbij we tijd besteden aan de afronding & beoordeling.

Vandaag: Kritisch lezen van bronnen: Foute argumentaties (drogredenen)


Slide 3 - Tekstslide

Schrijffouten voorkomen: congruentie
Je moet het juiste getal (enkelvoud/meervoud gebruiken voor de persoonsvorm.

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeelden van congruentiefouten
Het onderwerp lijkt meervoud, maar is enkelvoud. (of andersom)
  • De politie van Rotterdam proberen de orde te handhaven tijdens de anti-coronademonstratie in de stad. (fout)
  • De politie van Rotterdam probeert ....... (goed)
  • De politie is enkelvoud.

Slide 5 - Tekstslide

Goed/Fout?
Dat paar schoenen kan ingeleverd worden bij de kringloopwinkel.
A
goed
B
fout

Slide 6 - Quizvraag

Goed/fout?
De beste studenten van dit schooljaar krijgen een studiebeurs aangeboden.
A
goed
B
fout

Slide 7 - Quizvraag

Goed/fout?
De media heeft zich massaal op Marc Overmars gestort.
A
goed
B
fout

Slide 8 - Quizvraag

Goed/Fout?
De lening van 9 miljoen van o.a. de gemeente, de Rabobank en een private investeerder mochten niet baten.
A
goed
B
fout

Slide 9 - Quizvraag

Vorige week
Foute feiten..... Wat weet je nog?
Vandaag: foute argumenten......

Dit bespreken we, zodat je weet waar de addertjes onder het gras zitten.

Slide 10 - Tekstslide

Argumenteren: Drogredenen

Slide 11 - Tekstslide

Wat zijn drogredenen?
Soms probeert iemand je te overtuigen met een argument waar iets niet mee klopt. Dan kan er sprake zijn van een drogreden. 

Drogredenen worden ook wel foute argumentaties genoemd. 
Er is sprake van een drogreden bij een onjuist gebruik van een argument of een overtreding van een discussieregel.

Slide 12 - Tekstslide

8 soorten drogredenen
1. onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
2. de verkeerde vergelijking
3. overhaaste generalisatie
4. cirkelredenering
5. de persoonlijke aanval
6. ontduiken van de bewijslast
7.  bespelen van het publiek
8. onjuist beroep op autoriteit


Slide 13 - Tekstslide

1. Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
Er wordt tussen twee zaken een oorzaak-gevolgrelatie gelegd, terwijl die er niet is.


Gezien de snelheid van de zeespiegelstijging is het duidelijk dat we over 100 jaar niet meer in de Randstad kunnen wonen zonder natte voeten te krijgen.

Slide 14 - Tekstslide

2. De verkeerde vergelijking
Je vergelijkt onterecht twee zaken met elkaar (appels met peren vergelijken).


Volgens de NS hoeft in de sprinter geen wc te zitten. In een tram zit toch ook geen wc.

Slide 15 - Tekstslide

3. Overhaaste generalisatie
Op grond van een enkel voorval wordt er een conclusie getrokken die voor alle gevallen geldt.


Mijn opa dronk elke dag een paar glazen jenever en is 98 jaar geworden, alcohol drinken is dus helemaal niet ongezond.

Slide 16 - Tekstslide

4. Cirkelredenering
Bij een cirkelredenering herhaal je je standpunt, alleen anders geformuleerd.

Ik ben de baas, omdat ik het hier voor het zeggen heb.
Ik vind haar niet aardig, want ik mag haar niet.

Slide 17 - Tekstslide

5. De persoonlijke aanval
Je valt de persoon aan en niet zijn argument(en).


Wat weet jij van nu gezondheid, jij weegt zelf 105 kilo!
Sinds wanneer heb jij verstand van het stikstofbeleid?
Jij hebt geen recht van spreken, want jij hebt je diploma nog niet behaald!

Slide 18 - Tekstslide

6. Ontduiken van de bewijslast
Je keert de bewijslast om en laat de tegenpartij het tegendeel bewijzen. Voorbeeld: Jij bent tegen vaccineren, maar je geeft geen argument daarvoor. Je reageert met:

Dat hoef ik niet te bewijzen, dat ís gewoon zo! Of je zegt: 
Noem jij nou eens 3 goede redenen waarom vaccineren WEL belangrijk is?

Slide 19 - Tekstslide

7. Het bespelen van het publiek
Je beweert zaken waartegen iemand moeilijk kan ingaan.

Je bent toch niet goed bij je hoofd als je daar wilt wonen.

Iedereen  weldenkend mens weet dat het ongezond is om rood vlees te eten.

Slide 20 - Tekstslide

8. Onjuist beroep op autoriteit
Je beroept je op een bekend persoon, maar die persoon hoeft van het onderwerp helemaal niets af te weten of hij heeft belang bij de zaak.

Condooms verergeren de verspreiding van aids, want dat zegt de paus. (de paus heeft er belang bij dat condooms niet gebruikt worden, want hij is tegen voorbehoedsmiddelen)

Slide 21 - Tekstslide

Test jezelf
Op de volgende dia's staan drogredenen. Weet jij om welk soort drogreden het gaat?




Slide 22 - Tekstslide

Wij hebben dit voorjaar in een hotel in Berlijn gelogeerd. Het was er super schoon: zie je wel dat Duitsers zeer net en hygiënisch zijn!
A
persoonlijke aanval
B
overhaaste generalisatie
C
verkeerde vergelijking
D
beroep op autoriteit

Slide 23 - Quizvraag

Ik vind dat we strengere grenscontroles moeten krijgen. Andere landen doen dat toch ook!
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verschuiving bewijslast
C
verkeerde vergelijking
D
cirkelredenering

Slide 24 - Quizvraag

Sinds ze iPads op school gebruiken, zijn de resultaten voor de rekentoets achteruit gegaan.
A
cirkelredenering
B
overhaaste generalisatie
C
persoonlijke aanval
D
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie

Slide 25 - Quizvraag

Ik vind haar erg aardig, omdat ik haar sympathiek vind.
A
bespelen van publiek
B
beroep op autoriteit
C
cirkelredenering
D
verschuiving bewijslast

Slide 26 - Quizvraag

Het is belachelijk dat jullie drie boeken van voor 1880 moeten lezen. Dat vindt Frank de Boer immers ook.
A
beroep op autoriteit
B
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
C
overhaaste generalisatie
D
persoonlijke aanval

Slide 27 - Quizvraag

Iedereen met verstand van voetballen weet toch dat je met die opstelling de wedstrijd gaat verliezen?
A
verschuiving bewijslast
B
cirkelredenering
C
persoonlijke aanval
D
bespelen van publiek

Slide 28 - Quizvraag

Aan de slag!
Voor deze opdracht heb je 3 lessen de tijd. 
De 4e les besteden we aan het beoordelen van de schrijfproducten.

Je moet hiervoor een eindopdracht inleveren (schrijfplan, checklist taalverzorging + beoordelingsformulier)
Verkort programma
Taalverzorging

Slide 29 - Tekstslide