M1A - Chapitre 5 - D

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Aujourd'hui

Révision: les nombres

Gesprekje C

Grammaire: passé composé

Faire: ex. 16 - 19

Le but: 

- je kunt de passé composé gebruiken

Les nombres

Gesprekje

Interview

Le passé composé

• Le passé composé = verleden tijd
• Om te vertellen wat je gedaan hebt

Voorbeelden: 

ik heb gedanst = j'ai dansé 

wij hebben gezongen = nous avons chanté

Le passé composé

De passé composé bestaat uit 2 delen: 

hulpwerkwoord + voltooid deelwoord

Le passé composé

De passé composé bestaat uit 2 delen: 

hulpwerkwoord + voltooid deelwoord

Het hulpwerkwoord is meestal avoir.

Ken je het rijtje nog?

Le passé composé

De passé composé bestaat uit 2 delen: 

hulpwerkwoord + voltooid deelwoord

Het hulpwerkwoord is meestal avoir.

AVOIR

j'ai

tu as

il / elle / on a

nous avons

vous avez

ils / elles ont

Le passé composé

Voltooid deelwoord:

-er van het werkwoord afhalen 

regarder  - -er = regard

é erachter plakken 

regard + é = regardé

Le passé composé

Voltooid deelwoord:

-er van het werkwoord afhalen 

regarder  - -er = regard

é erachter plakken 

regard + é = regardé

j'ai regardé

tu as regardé

il / elle a regardé

on a regardé

nous avons regardé

vous avez regardé

ils / elles ont regardé

ik heb gekeken

jij hebt gekeken

hij / zij heeft gekeken

wij hebben gekeken

wij hebben gekeken

u heeft gekeken / 

jullie hebben gekeken

zij hebben gekeken

wij hebben gegeven
(donner)

1. tu as donné
2. il a donné
3. nous avons donné
4. vous avez donné

zij hebben gepraat
(parler)

1. ils parlé
2. ils parlent
3. ils ont parlé
4. ils ont parler

jij hebt gegeten
(manger)

hij heeft gewerkt
(travailler)

jullie hebben gespeeld
(jouer)

Faire: ex. 17 - 19

p. 24