Di 15-11-22 2.1 + luisteren

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

BR2G
Dienstag, 15. November 2022

Slide 2 - Tekstslide

die Planung
  • Toetsen plannen
  • Grammatik A+B
  • Luisteren oefenen

Slide 3 - Tekstslide

Toetsen periode 2
Alles staat in Peppels

Slide 4 - Tekstslide

Luistertoets + idioom (3x)

Audiodeel 
Videodeel
Meerkeuze of goed/fout vragen

Idioom in teams om te leren van du-nl
Week 48: donderdag 1 december, 6e

Slide 5 - Tekstslide

SO Kapitel 2 (2x)

  • Seite 92 – 94 Lernbox Lektion 1 t/m 4 en Redemittel (nl-du) 
Woordjes leren zoals het er staat, zinnen van nl-du
  • Seite 58 Grammatik A
  • Seite 58 Grammatik B
  • Seite 60 Grammatik C
  • Seite 66 Grammatik D
  • Grammatik E Redemittel (zie bijlage) 
Week 51: donderdag 22 december, 6e

Slide 6 - Tekstslide

Leestoets (3x)


Leestoets
Meerkeuze en open vragen
Week 5: PWW

Slide 7 - Tekstslide

Grammatik A

zwakke werkwoorden

Stam op -d of -t

Slide 8 - Tekstslide

ich
du
er/sie/es

wir
ihr
sie/Sie
ik
jij
hij/zij/het

wij
jullie
zij/u
wohne
wohnst
wohnt

wohnen
wohnt
wohnen
reise
reist
reist

reisen
reist
reisen
warte
wartest
wartet

warten
wartet
warten
wohnen   reisen     warten
1. stam? werkwoord -en
2. plaats uitgang die hoort bij het pers vnw
ezelsbruggetje:
(fe)esttenten
normaal          stam op         stam op
                           -s klank            -d/-t

Slide 9 - Tekstslide

Grammatik B


voltooid deelwoord

Slide 10 - Tekstslide

Grammatik B: voltooid deelwoord
Van een zwak werkwoord:
ge + stam + t --> wohnen --> ge + wohn+ t = gewohnt

als de stam eindigt op een -d, -t klank:
ge + stam + et --> reden --> ge + red+ et = geredet
                              --> warten --> ge + wart+ et = gewartet

Slide 11 - Tekstslide

2.1 Aufgabe 4
Im Buch Seite 55

Slide 12 - Tekstslide

 Aufgaben machen
opdrachten maken
  • Was (wat)? 
Kapitel 2 Lektion 1: Aufgabe 2, 3, 4, 9, 10, 12, 13, 
  • Wie (hoe)? Online of boek
  • Hilfe (hulp)? Buren, docent
  • Zeit (tijd)? 9:50
  • Fertig (klaar)? 





An die Arbeit!

Slide 13 - Tekstslide