BL/KL Unit 3.4 Unit 4 Lesson 3 Vergelijken

02 February 2021
Friday
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

02 February 2021
Friday

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Plan
  • Homework  Unit 4
  • Lesson 4.2  Reading
  • Recap Grammar (will/won't)
  • Vergelijkingen 
  • Homework

Slide 3 - Tekstslide

FUTURE  (Will - Won't)
Will wordt gebruikt om iets aan te bieden, iets te beloven of om voorspellingen te maken.
Je gebruikt will + het hele werkwoord wanneer je over de toekomst praat.
We will be back soon.
I will help you with your homework.
Jane will tell you everything.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Future: SHALL
Je gebruikt Shall in vragen over de toekomst met
 I   & We. 

Shall I help you? 
When shall we meet?

Slide 6 - Tekstslide

Future - will
I will/shall read. !
You will swim. !
He will write. !
We will/shall sing. !
You will dance. !
They will walk. !

Slide 7 - Tekstslide

Future = will
Shall I read ?
will you swim?
will he write?
Shall we  sing?
Will you dance?
Will they  walk ?

Slide 8 - Tekstslide

___________ I help you with your homework?
Future + will / shall: we / shall + hele werkwoord
Will
Shall

Slide 9 - Sleepvraag

Fill in: Shall, will or won't

........ you fill in the application form?
A
Will
B
Won't
C
Shall

Slide 10 - Quizvraag

Fill in: Shall, will or won't

Why not? You ...........like this job.
A
Will
B
Won't
C
Shall

Slide 11 - Quizvraag

Fill in: Shall, will or won't

Ok, I...........do it.
A
Will
B
Won't
C
Shall

Slide 12 - Quizvraag

She ___________ turn sixteen next June.
Future + will / shall: we / shall + hele werkwoord
will
shall

Slide 13 - Sleepvraag

Fill in: Shall, will or won't

........ we spend all our money on clothes?
A
Will
B
Won't
C
Shall

Slide 14 - Quizvraag

Fill in: Shall, will or won't

We're so busy. We ...........have time to go to the sale.
A
Will
B
Won't
C
Shall

Slide 15 - Quizvraag

Trappen van vergelijking

Aan het einde van de les kun je een vergelijking maken.


Je kent het verschil tussen

 -er/-est 

en 

more/most.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Korte woorden - één of twee lettergreep



-er / -est






Small - smaller - smallest

Nice - nicer - nicest

Slide 18 - Tekstslide

Number 3 is the tallest one.

Slide 19 - Tekstslide

Lange woorden

Drie (3) lettergrepen of meer... (soms ook twee)


more / most

Slide 20 - Tekstslide

Vergrotende & Overtreffende
interesting
more interesting
most interesting
beautiful
more beautiful
most beautiful
+ MORE
+ MOST

Slide 21 - Tekstslide

Vergrotende & Overtreffende

woorden met twee lettergrepen


-er / -est  OF more / most


Woorden die eindigen op -le / -er / -ow / -y : -er / -est

Slide 22 - Tekstslide

DUS:

simple - simpler - simplest

clever - cleverer - cleverest

narrow - narrower - narrowest

happy - happier - happiest


alle andere woorden krijgen....more / most

Slide 23 - Tekstslide

This is Lisa. She is 27 years old. Her brother is 31, so he is:​
A
old
B
older
C
oldest

Slide 24 - Quizvraag

expensive
A
expensiver
B
more expensive

Slide 25 - Quizvraag

Kim is ...... beautiful girl I know
A
the most
B
more
C
the more

Slide 26 - Quizvraag

De uitzonderingen:

good - better - best

bad - worse - worst

much/many - more - most


Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Link

Let's practise

Basis/Kader - ChomeBook - Unit 4 - Lesson 1 Reading - 
Exc. 8

Slide 29 - Tekstslide

Homework

Tuesday 02 February, Lesson 1
BL/KL 
Leren: Unit 4, Lesson 1 - Words 4.1,  page 9, WB
Maken: Basis/Kader 
Exc. 8 

Slide 30 - Tekstslide