Thema 6: paragraaf 6.4

Aanpassingen dieren
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Aanpassingen dieren

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Biologisch evenwicht is een toestand waarin de grootte van elke populatie in een ecosysteem schommelt om een bepaalde waarde

Slide 3 - Tekstslide

optimumkromme

Slide 4 - Tekstslide

Optimumkromme

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een populatie?
A
Een boom
B
Verschillende dieren in een gebied
C
Een groep individuen vd zelfde soort in 1 gebied
D
Alles wat in een bepaald gebied leeft

Slide 6 - Quizvraag

Kies de juiste volgorde van klein naar groot:
A
ecosysteem - individu - levensgemeenschap - populatie
B
Individu - levensgemeenschap - populatie - ecosysteem
C
individu - populatie - levensgemeenschap - ecosysteem
D
Ecosysteem - levensgemeenschap - populatie - individu

Slide 7 - Quizvraag

Hoe noem je alle ecosystemen samen?
A
Ecosystemen
B
De dampkring
C
Populatie
D
Biosfeer

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een biologisch evenwicht?
A
Er zijn evenveel van twee soorten dieren.
B
Geboorte, sterfte en migratie van soorten zorgen voor een biologisch evenwicht.
C
Beide groepen wegen het zelfde.

Slide 9 - Quizvraag

Het weer  heeft invloed op een populatie (op alle populaties)

Veel gras = veel voedsel voor de konijnen = veel konijnen
Veel konijnen = veel voedsel voor de vossen = veel vossen
Veel vossen eten de konijnen op = minder konijnen
minder konijjnen = minder voedsel voor de vos = minder vossen

Slide 10 - Tekstslide

Welk van deze antwoorden bestaat alleen uit biotische factoren?
A
Individu, populatie, biotoop
B
Populatie, biotoop, ecosysteem
C
Levensgemeenschap, biotoop, individu
D
Levensgemeenschap, populatie, individu

Slide 11 - Quizvraag

In een optimumkromme geef je weer:
A
de hoeveelheid babyguppies in de populatie
B
De temperatuur van de populatie
C
de groei- en voortplantingskansen van een populatie
D
De gemiddelde leeftijd in een populatie.

Slide 12 - Quizvraag

Door een zachte winter is er veel gras en wordt de populatie konijnen groter.
Wat gebeurt er met de populatie vossen in dit gebied?
A
De populatie neemt af omdat de konijnen teveel ruimte innemen
B
De populatie neemt af omdat de konijnen teveel holen graven in dit gebied
C
De populatie neemt toe omdat er meer holen zijn voor de vos
D
De populatie neemt toe omdat er meer voedsel is.

Slide 13 - Quizvraag

Waar hangt de populatiegrote vanaf?
A
Het biologisch evenwicht
B
Abiotische factoren
C
Biotische factoren
D
Biotische + Abiotische factoren

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een biologisch evenwicht?
A
De populatiegrootte schommelt om een evenwichtswaarde heen.
B
Geboorte, sterfte en migratie zorgen voor een biologisch evenwicht.
C
antwoord A en B zijn goed
D
Antwoord A en B zijn beiden fout.

Slide 15 - Quizvraag

                      Lesdoelen

Na deze les:
  1. Weet je waarom dieren zich aanpassen aan het milieu?
  2. Weet je wat gestroomlijnde dieren zijn?

Slide 16 - Tekstslide

Aanpassingen bij dieren
Dieren hebben aanpassingen in het milieu waarin ze leven. Deze aanpassingen kunnen te maken hebben met voeding, voortbeweging, ademhaling en voortplanting

Slide 17 - Tekstslide

Aanpassen aan het water
  • Gestroomlijnde lichaamsvormen
  • De kop, romp en  staart gaan geleidelijk in elkaar over.  
  • Waterdieren hebben kieuwen/longen of vinnen
  • staartvin: voortbewegen
  • Huid bedekt met schubben en slijm

Slide 18 - Tekstslide

Aanpassen aan het land
  • Niet gestroomlijnd
  •  Vaak zwaarder omdat ze hun eigen gewicht moeten dragen.
  • Stevige poten en zwaar skelet

Slide 19 - Tekstslide

Aangepast aan land
zoolganger
teenganger
topganger/hoefganger

Slide 20 - Tekstslide

Vogels (Poten)
Poten aangepast aan functie

Slide 21 - Tekstslide

Vogels (snavel)
Priemsnavel: diep in de grond
Haaksnavel: in stukken scheuren
Pincetsnavel: voor kleine insecten
Kegelsnavel: voor het eten van zaden
Zeefsnavel: voor waterplantjes en kleine water diertjes

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link

Wat is een gestroomlijnd lichaam?
A
Waslaagje die het lichaam bedekt
B
Verandering van kleur in het lichaam
C
Dit zijn de vinnen van een waterdier
D
Wanneer kop, lijf en staart in elkaar overlopen.

Slide 24 - Quizvraag

Een voorbeeld van een teenganger is een:
A
Mens
B
Paard
C
Beer
D
Hond

Slide 25 - Quizvraag

                      Lesdoelen

Na deze les:
  1. Weet je waarom dieren zich aanpassen aan het milieu?
  2. Weet je wat gestroomlijnde dieren zijn?

Slide 26 - Tekstslide