Instructie 10.5 en 10.6

1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Wat is geen hormoonklier?
A
Baarmoeder
B
Eilandjes van Langerhans
C
Bijnieren
D
Hypofyse

Slide 23 - Quizvraag

Sleep de juiste namen achter de nummers 
1 =
2 =
3 =
4 =
5 =
Schildkier
Hypofyse
Teelbal(len)
Eilandjes van Langerhans
Bijnieren

Slide 24 - Sleepvraag

Waarom werkt een hormoon alleen op één orgaan terwijl het overal in het bloed is?
A
Alleen bepaalde organen zijn gevoelig voor het hormoon.
B
Omdat hormonen meestal niet ver van de hormoonklier werken.
C
Omdat hormonen niet bij alle organen kunnen komen.

Slide 25 - Quizvraag

Nr. 2 (bij de keel)
Hormoonklier

A
hypofyse
B
eierstok
C
bijnier
D
schildklier

Slide 26 - Quizvraag

Welke klier heeft een afvoerbuis?
A
Schildklier
B
Hypofyse
C
Eierstokken
D
Speekselklier

Slide 27 - Quizvraag

Welke klier kan een hormoonklier zijn?
A
klier 1
B
klier 2
C
geen van beiden
D
allebei

Slide 28 - Quizvraag

Wat is de overeenkomst tussen het zenuwstelsel en het hormoonstelsel?
A
Het zijn allebei systemen die iets regelen in het lichaam.
B
Ze kunnen allebei prikkels opwekken.
C
Ze zijn allebei net zo snel in het regelen van processen.
D
De werken allebei met elektronische impulsen.

Slide 29 - Quizvraag

Door welke klier wordt het groeihormoon geproduceerd?
A
Schildklier
B
Bijnieren
C
Alvleesklier
D
Hypofyse

Slide 30 - Quizvraag

Wat gebeurt er als iemand te veel schildklierhormoon produceert?
A
Iemand krijgt het snel koud.
B
Hij komt aan.
C
Hij valt erg af en wordt rusteloos
D
Iemand wordt snel moe en heeft het snelt te warm.

Slide 31 - Quizvraag

Wat doet het schildklierhormoon?
A
Stimuleert de verbranding in de cellen
B
Remt de verbranding in cellen
C
Regelt de werking van de hypofyse
D
Stimuleert de eilandjes van Langerhans tot aanmaak insuline

Slide 32 - Quizvraag

De werking van de schildklier wordt geregeld door een hormoon. Dat hormoon wordt door een hormoonklier bij de hersenen gemaakt.
Geef de naam van deze hormoonklier bij de hersenen.

Slide 33 - Open vraag

Als iemand schrikt, gaat zijn hart sneller kloppen.
Door welk hormoon wordt deze reactie veroorzaakt?
A
Adrenaline
B
Glucagon
C
Insuline
D
Schildklierhormoon

Slide 34 - Quizvraag

Wat wordt er in de eilandjes van Langerhans aangemaakt als je een te hoge suikerspiegel hebt?
A
Glucose
B
Insuline
C
Glycogeen
D
Glucagon

Slide 35 - Quizvraag

Wat geeft de letter S aan?

Slide 36 - Open vraag

Welk hormoon wordt bij een suikerziektepatiënt onvoldoende geproduceerd?
A
Adrenaline
B
Glucagon
C
Insuline
D
Schildklierhormoon

Slide 37 - Quizvraag

In de afbeelding hiernaast is de bloedsuikerspiegel van een mens in zes perioden weergegeven.

In welke perioden wordt het verloop van de grafiek veroorzaakt door de productie van insuline?
A
Periode 1 en 6
B
Periode 3 en 5
C
Periode 2 en 4

Slide 38 - Quizvraag

Tijdens het spelen van spannende computergames ontstaat een hormoon. Dit hormoon zorgt ervoor dat je hartslag stijgt en dat je ademhaling versnelt. Ook worden je pupillen groter en krijgt je zweethanden. Het hormoon zet je op scherp: je bent klaar voor actie.

Hoe heet dit hormoon en waar wordt het geproduceerd?

A
adrenaline; het wordt gemaakt in de bijnieren
B
adrenaline; het wordt gemaakt in de hypofyse
C
insuline; het wordt gemaakt in de bijnieren
D
insuline; het wordt gemaakt in de eilandjes van Langerhans

Slide 39 - Quizvraag

Het verschil tussen een bewuste reactie en een reflex is ... ?
A
Bij een reflex is het ruggenmerg niet belangrijk
B
Bij een reflex zijn de zenuwen dikker
C
Bij een reflex gaat de impuls sneller dan bij een bewuste reactie
D
Bij een reflex gaan impulsen niet eerst naar de hersenen

Slide 40 - Quizvraag

Zie je hier een bewuste reactie of een reflex?
A
bewuste reactie
B
reflex

Slide 41 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding
Is dit een bewuste reactie
of een reflex?
A
Bewuste reactie
B
Reflex

Slide 42 - Quizvraag

Je krijgt stof in je oog en begint te knipperen met je oogleden
A
Reflex
B
Bewuste reactie

Slide 43 - Quizvraag

Zorgt voor impulsgeleiding
Beschermd zenuwen in de rug
Geleid impulsen naar centraal zenuwstelsel
Onbewuste reactie op prikkel
Uitstulping van een zenuwcel
Geleid impulsen naar spier
Bundels van zenuwen in de rug
Reflex
Zenuwen
Uitloper
Gevoelszenuwcel
Bewegingszenuwcel
Ruggenmerg
Wervelkolom

Slide 44 - Sleepvraag

Iemand roept je naam op het schoolplein en je roept vervolgens zijn naam.
A
Reflex
B
Bewuste reactie

Slide 45 - Quizvraag

Hoe verloopt de weg van
een reflexboog?
A
Zintuigcellen-Gevoelszenuwcellen-Schakelcellen in de hersenen-Bewegingszenuwcellen-Spier
B
Zintuigcellen-Gevoelszenuwcellen - Schakelcellen in ruggenmerg/stam Bewegingszenuwcellen-Spier
C
Zintuigcellen-Schakelcellen-Gevoelszenuwcellen-Spier

Slide 46 - Quizvraag

Wat is het voordeel van de snelle reactie van een reflex?
A
Bescherming van het lichaam tegen onverwachte beschadiging
B
Ter waarschuwing voor de hersenen
C
Handhaven van een bepaalde houding van het lichaam

Slide 47 - Quizvraag

Een reflexboog is de weg die de impulsen afleggen vanaf de prikkeling door zintuigen tot aan de plek van handelen door de spieren. Bij de pupilreflex reageren je ogen op de hoeveelheid licht dat in het oog komt.
Welke weg volgen de impulsen bij de pupilreflex?

A
zintuigcellen in het oog – gevoelszenuw van het oog – hersenstam – bewegingszenuw van het oog – spieren in de iris
B
zintuigcellen in het oog – gevoelszenuw van het oog – hersenstam – schakelcellen – grote hersenen – schakelcellen - ruggenmerg – spieren in de iris
C
zintuigcellen in het oog – bewegingszenuw van het oog – ruggenmerg – schakelcellen – grote hersenen – schakelcellen – ruggenmerg – spieren in de iris
D
zintuigcellen in het oog – gemengde oogzenuwen – hersenstam – schakelcellen – grote hersenen – gemengde oogzenuwen van het oog – spieren in de iris

Slide 48 - Quizvraag

Abdul loopt graag op blote voeten buiten. Op een ochtend trapt hij in een stukje
glas. In een reflex trekt hij zijn voet weg. Hij voelt de pijn. Zet de zinnen op de juiste volgorde

1
2
3
4
5
6
7
De bewegingszenuwcellen geleiden impulsen naar de spieren.
De impulsen gaan over op schakelcellen.
De impulsen gaan over van de schakelcellen naar de bewegingszenuwcellen.
De impulsen gaan via gevoelszenuwcellen naar het ruggenmerg.
De spieren trekken samen en de voet gaat omhoog
Er gaan impulsen naar de hersenen waardoor bewustwording optreedt. 
Het stappen in het glas veroorzaakt impulsen in zintuigcellen in de voet.

Slide 49 - Sleepvraag