1C 8 april / 7.3 Woordformules

7.2 Grafieken
Ik weet wat woordformules zijn
Ik kan rekenen met woordformules
Ik weet wat begingetal, stijggetal en daalgetal is
Woordformules
Begingetal, stijggetal, daalgetal
Maak opdracht 19 t/m 30 + de rekenbreak op blz. 54 t/m 61
Klaar? Nakijken
en?
Huiswerk voor maandag 12 april:
Maak opdracht 19 t/m 30 + de rekenbreak op blz. 54 t/m 61
Maandag doet Naomi een schriftcontrole over h7
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

7.2 Grafieken
Ik weet wat woordformules zijn
Ik kan rekenen met woordformules
Ik weet wat begingetal, stijggetal en daalgetal is
Woordformules
Begingetal, stijggetal, daalgetal
Maak opdracht 19 t/m 30 + de rekenbreak op blz. 54 t/m 61
Klaar? Nakijken
en?
Huiswerk voor maandag 12 april:
Maak opdracht 19 t/m 30 + de rekenbreak op blz. 54 t/m 61
Maandag doet Naomi een schriftcontrole over h7

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerk af?

Maak opdracht 10 t/m 18 + de rekenbreak van paragraaf 7.2
Iedereen het huiswerk af?
Maandag moet je helemaal bij zijn, Naomi gaat dan een schriftcontrole doen over h7 tot nu toe...

Slide 2 - Tekstslide

Herhalen: Stappenplan tekenen van een grafiek
Als de tabel al ingevuld is kan je meteen aan de slag met onderstaande stappen. Is de tabel nog leeg, vul dan eerst de tabel in.

1. Teken de assen
2. Bepaal de stapgrootte op je assen
3. Zet de namen bij de assen
4. Zet de punten in het assenstelsel
5. Teken de grafiek
- Liggen alle punten op één lijn dan teken je de grafiek met een liniaal of geodriehoek
- Liggen de punten niet op één lijn, dan teken je met potlood een vloeiende lijn door de punten

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling
Je tekent altijd met potlood of een uitwisbare pen!

:)

Slide 4 - Tekstslide

7.3 woordformules

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Woordformule
Je kan bij een bedrijf T-shirts laten bedrukken. 
De kosten hiervoor kan je uitrekenen met onderstaande formule.

kosten in € = 2,50 + 5 x aantal T-shirts
De €2,50 is het vaste bedrag
en de € 5 is het bedrag per T-shirt

Slide 7 - Tekstslide

Oefen opdracht
kosten in € = 2,50 + 5 x aantal T-shirts
  • Hoeveel moet je betalen voor 10 T-shirts?
  • berekening en antwoord:
    kosten in € = 2,50 + 5 x aantal T-shirts
    kosten in € = 2,50 + 5 x 10 
    kosten in € = 2,50 + 50
    kosten in € = 52,50
    Conclusie: Je moet €52,50 betalen voor 10 T-shirts

Slide 8 - Tekstslide

Nieuwe begrippen
Begingetal = Het vaste bedrag, daar waar de grafiek begint
Stijggetal = Datgene wat er per uur, T-shirt, dag, bij komt
Daalgetal = Datgene wat er per uur, T-shirt, dag af gaat
Variabelen= Datgene wat steeds veranderd in de formule, op die plekken kan je dingen invullen.

Hierna volgen enkele voorbeelden

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld
Kosten in € = 2 + 0,10 x aantal foto's

Begingetal: 2
Stijggetal: 0,10
Daalgetal: -
Variabelen: 'Kosten in €' en 'aantal foto's'

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld
Gewicht in kg = 86,5 - 0,5  x tijd in weken

Begingetal: 86,5
Stijggetal: -
Daalgetal: 0,5
Variabelen: 'Gewicht in kg' en 'tijd in weken'

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag
Maak opdracht 19 t/m 30 van paragraaf 7.3 
Als je het werkboek vergeten bent, neem dan de tabellen en assenstelsels over in je schrift zodat je de opdrachten alsnog kunt maken.

Klaar? laten zien en nakijken
Check goed of je alles wat je moet tekenen met potlood of uitwisbare pen getekend hebt!

Maandag gaat Naomi een schrift controle doen, zorg dan dat je alles van h7 tot nu toe af hebt wat je had moeten maken.

Slide 12 - Tekstslide

Huiswerk voor maandag 12 april
Maak opdracht 19 t/m 30 van paragraaf 7.3



Slide 13 - Tekstslide