7.3b | Begingetal, stijggetal en daalgetal | ALDJ

    Welkom bij wiskunde!
Pak je leerboek, werkboek en schrift.
Verbindt je met de LessonUp via LessonUp.app.
DEZE LES:
Begingetal, stijggetal en daalgetal
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

    Welkom bij wiskunde!
Pak je leerboek, werkboek en schrift.
Verbindt je met de LessonUp via LessonUp.app.
DEZE LES:
Begingetal, stijggetal en daalgetal

Slide 1 - Tekstslide

oefenen 
uitleg 
  lesprogramma
nakijken 
Woordformules
Begingetal, stijggetal en daalgetal
Allerlei woordformules
Huiswerkopdrachten
aan de slag 

Slide 2 - Tekstslide

Nakijken
Woordformules (Huiswerkopdrachten 22 en 23)
leerboek p. 56
📖
werkboek
p. 13-14
📘

Slide 3 - Tekstslide

Woordformules
nakijken 
Opdracht 22 (leerboek p. 56)

Slide 4 - Tekstslide

Woordformules
nakijken 
Opdracht 23 (leerboek p. 56)

Slide 5 - Tekstslide

Uitleg
Begingetal, stijggetal en daalgetal

Slide 6 - Tekstslide

leerdoelen 
Wat leer je deze les?

  Je kunt het begingetal, stijggetal of daalgetal van een 
   woordformule noemen.
  Je kunt een grafiek tekenen met het begingetal
   stijggetal of daalgetal.

Slide 7 - Tekstslide

Begingetal, stijggetal of daalgetal
uitleg 
Gegeven is de woordformule verdiensten in € = 15 + 7,50 x tijd in uren.
Het vaste bedrag is 15
Het bedrag dat er elk uur bij komt (variabel bedrag) is 7,50.

De tabel die bij de woordformule hoort is:
tijd in uren
0
1
2
3
4
5
6
verdiensten in €

Slide 8 - Tekstslide

Begingetal, stijggetal of daalgetal
uitleg 
Gegeven is de woordformule verdiensten in € = 15 + 7,50 x tijd in uren.
Het vaste bedrag is 15
Het bedrag dat er elk uur bij komt (variabel bedrag) is 7,50.

De tabel die bij de woordformule hoort is:
tijd in uren
0
1
2
3
4
5
6
verdiensten in €
15
22,50
30
37,50
45
52,50
60

Slide 9 - Tekstslide

Begingetal, stijggetal of daalgetal
uitleg 
Gegeven is de woordformule verdiensten in € = 15 + 7,50 x tijd in uren.
Het vaste bedrag is 15
Het bedrag dat er elk uur bij komt (variabel bedrag) is 7,50.
Het begingetal van de woordformule is 15.
Het stijggetal van de formule is 7,50.
tijd in uren
0
1
2
3
4
5
6
verdiensten in €
15
22,50
30
37,50
45
52,50
60

Slide 10 - Tekstslide

Oefenen
Allerlei woordformules
LessonUp

💻

Slide 11 - Tekstslide

Allerlei woordformules
oefenen 
Je krijgt zometeen zes vragen over verschillende woordformules.
Kies bij de vraag de juiste woordformule uit.

Slide 12 - Tekstslide


Allerlei woordformules
oefenen 
Van welke formule is het begingetal 55?
1
A
kosten in € = 2 + 55 x tijd in dagen
B
temperatuur in graden = 70 - 2 x tijd in minuten
C
verdiensten in € = 3 + 70 x tijd in uren
D
lengte in cm = 55 + 3 x tijd in maanden

Slide 13 - Quizvraag


Allerlei woordformules
oefenen 
Van welke formule is het stijggetal 70?
2
A
kosten in € = 2 + 55 x tijd in dagen
B
temperatuur in graden = 70 - 2 x tijd in minuten
C
verdiensten in € = 3 + 70 x tijd in uren
D
lengte in cm = 55 + 3 x tijd in maanden

Slide 14 - Quizvraag


Allerlei woordformules
oefenen 
Van welke formule is het daalgetal 2?
3
A
kosten in € = 2 + 55 x tijd in dagen
B
temperatuur in graden = 70 - 2 x tijd in minuten
C
verdiensten in € = 3 + 70 x tijd in uren
D
lengte in cm = 55 + 3 x tijd in maanden

Slide 15 - Quizvraag


Allerlei woordformules
oefenen 
Bij welke formule horen de twee variabelen kosten in € en tijd in dagen?
4
A
kosten in € = 2 + 55 x tijd in dagen
B
temperatuur in graden = 70 - 2 x tijd in minuten
C
verdiensten in € = 3 + 70 x tijd in uren
D
lengte in cm = 55 + 3 x tijd in maanden

Slide 16 - Quizvraag


Allerlei woordformules
oefenen 
Van welke formule is de grafiek een dalende grafiek?
5
A
kosten in € = 2 + 55 x tijd in dagen
B
temperatuur in graden = 70 - 2 x tijd in minuten
C
verdiensten in € = 3 + 70 x tijd in uren
D
lengte in cm = 55 + 3 x tijd in maanden

Slide 17 - Quizvraag


Allerlei woordformules
oefenen 
Welke formule heeft het hoogste begingetal?
6
A
kosten in € = 2 + 55 x tijd in dagen
B
temperatuur in graden = 70 - 2 x tijd in minuten
C
verdiensten in € = 3 + 70 x tijd in uren
D
lengte in cm = 55 + 3 x tijd in maanden

Slide 18 - Quizvraag

aan de slag! 
wat
hoe
hulp
tijd
resultaat
Maak opdracht 25, 26, 27, 28, 29 en 30 van paragraaf 7.3 (leerboek p. 59-61).
Zelfstandig. Maak de opdrachten in je schrift.
Gebruik de aantekening van de les, 
of theorieblok "Begingetal, stijggetal en daalgetal" (leerboek p. 57).
20 minuten
Je kunt het begingetal, stijggetal en daalgetal van een woordformule noemen.
klaar?
Maak de rekenbreak op leerboek pagina 61.

Slide 19 - Tekstslide

leerdoelen 
Wat leer je deze les?

  Je kunt het begingetal, stijggetal of daalgetal van een 
   woordformule noemen.
  Je kunt een grafiek tekenen met het begingetal
   stijggetal of daalgetal.

Slide 20 - Tekstslide

Huiswerk voor volgende les
Maak opdracht 25, 26, 29 en 30 van 
paragraaf 7.3 (leerboek p. 59-61).
Volgende les
Formules met letters!

Slide 21 - Tekstslide