2HV Lezen par. 3 Tekstverbanden en signaalwoorden (2)

Welkom 2hv1!
Meer dan lezen par. 3 Tekstverbanden en signaalwoorden
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom 2hv1!
Meer dan lezen par. 3 Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
  • Even kennismaken
  • Herhaling tekstverbanden par. 2
  • Uitleg tekstverbanden par. 3
  •  Test jezelf
  • Aan de slag!

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even voorstellen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwachtingen in de les
  • We zijn respectvol naar elkaar in de les.
  • Je hebt je spullen bij in orde (boeken, schrift, laptop bij je, huiswerk af, etc.).
  • Telefoons in de kluis
  • In de studiewijzer staat welk huiswerk VOOR de les af moet zijn. 
  • Heb je vragen? Kom naar mij toe of stuur me een bericht. ttr@pallasathenecollege.nl

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les kun je de doel-middel-, oorzakelijk, redengevend, toegevend, vergelijkend en voorwaardelijk verband in een tekst herkennen aan de hand van signaalwoorden.
  • Aan het einde van de les kun je verbanden binnen een tekst en relaties tussen teksten beoordelen.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke tekstverbanden ken je al?

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een opsommend verband?
A
Ik heb een hond, een kat en drie vogels als huisdier.
B
Op zaterdag heb ik een voetbalwedstrijd en op zondag ga ik naar de stad met vrienden. Al met al heb ik een druk weekend.
C
Ik woon in een groot huis.
D
Witte bonen in tomatensaus lust ik niet evenals gekookte wortels, die lust ik ook niet.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn signaalwoorden van een concluderend verband?
A
omdat, daarom, dus
B
doordat, daardoor, dus
C
dus, daarom, kortom
D
opdat, zodat, om te

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk verband is dit?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk verband geeft 'en' aan?
A
Opsomming
B
Reden/verklaring
C
Oorzaak/gevolg
D
Tijdaangevend/ chronologisch

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel-middelverband
  • Verband dat aangeeft welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken
  • Signaalwoorden: aan de hand van, door middel van, met behulp van, om te, omdat, zodat

  • Voorbeeld: Door middel van uitleg snap je de theorie beter.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oorzakelijk verband
  • Verband dat laat zien waardoor iets gebeurt (waarop je niet altijd invloed hebt
  • Signaalwoorden: als gevolg van, daardoor, dankzij, dat komt door, etc. (zie boek)
  • Voorbeeld: Door de vele onweersbuien kon de sportdag niet doorgaan.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Redengevend verband
  • Verband dat aangeeft waarom iemand iets doet of vindt
  • Signaalwoorden: omdat, daarom, dankzij, dus, immers, etc.

  • Voorbeeld: Ik heb mijn huiswerk niet gemaakt, omdat ik geen zin had om iets te doen.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvattend verband
  • Verband dat een verkorte weergave geeft van eerdere informatie in de tekst
  • Signaalwoorden: al met al, kortom, met andere woorden, samengevat

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vergelijkend verband
  • Verband dat een overeenkomst of verschil toont
  • Signaalwoorden: evenals, in vergelijking met, .... als, vergrotende trap

  • Voorbeeld: Ayoub is beter in voetbal dan Hakim.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dankzij de storm is het huis voorlopig onbewoonbaar.
A
vergelijkend verband
B
redengevend verband
C
voorwaardelijk verband
D
oorzakelijk verband

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Omdat het klimaat snel verandert, gaat het waterschap de dijken in een hoog tempo ophogen.
A
toelichtend verband
B
redengevend verband
C
voorwaardelijk verband
D
oorzakelijk verband

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als jij alles voor mij inpakt,
koop ik iets lekkers voor onderweg.
A
toelichtend verband
B
redengevend verband
C
voorwaardelijk verband
D
doel-middelverband

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Evenals vorige week zijn de kijkcijfers van Hollands got talent niet hoog.
A
toelichtend verband
B
vergelijkend verband
C
voorwaardelijk verband
D
doel-middelverband

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1
  • We maken opdracht 1 in groepjes.
  • Er komen vijf stellingen op het bord. Kies telkens waar of niet waar. 
  • Na elke stelling krijg je 2 minuten om in viertallen de stelling te bespreken.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gamen is verslavend.
timer
2:00
Waar
Niet waar

Slide 23 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Gamen vergroot je concentratievermogen.
timer
2:00
Waar
Niet waar

Slide 24 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Van gamen kun je veel leren.
timer
2:00
Waar
Niet waar

Slide 25 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Van gamen word je agressief.
timer
2:00
Waar
Niet waar

Slide 26 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Van gamen word je asociaal.
timer
2:00
Waar
Niet waar

Slide 27 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Wat maak je?
Maak opdracht 2 en 3 van blz. 18-19 in je schrift.
Hoe werk je? 
Werk eerst 10 minuten in stilte. Daarna kun je op fluistertoon overleggen met je buur naast je.
Tijd:
Maximaal 15 minuten
Resultaat:
Antwoorden bespreken
Klaar?
Ga lezen in je leesboek.
timer
10:00

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 29 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 30 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 31 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.
Volgende les:
  • Leesboek mee
  • Nakijken par. 3 opdracht 2 en 3
  • Verder werken aan opdrachten

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies