DHCP

DHCP 
(Dynamic Host Configuration Protocol)
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
ICTBeroepsopleiding

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

DHCP 
(Dynamic Host Configuration Protocol)

Slide 1 - Tekstslide

         Activiteiten
                                          Tijd                                                Activiteiten
                                          0-10 min                                     Introductie en lesdoelen  
                                         10-45  min                                  Presentatie VLAN
                                         45-60 min                                  Quiz
                                         60-70 min                                   Samenvatting

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
1. De studenten begrijpen wat DHCP is en waarom het belangrijk is.
2. De studenten kunnen een DHCP configureren op een MLS (Multi-Layer Switch).

Slide 4 - Tekstslide

Introductie Onderwerp
Vandaag 's onderwerp: DHCP: Automatisering van IP-adres toewijzing

Waarom dit belangrijk is:

1. Efficiëntie en tijdbesparing,
2. Consistentie en nauwkeurigheid,
en meer...



Slide 5 - Tekstslide

Wat weet je al over DHCP?

Slide 6 - Woordweb

DHCP instellen op een server

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

DHCP instellen op een MLS (Multi-layer switch)

Slide 9 - Tekstslide

Virtual Local Area Network (VLAN)
  •  VLAN laat je een netwerk opsplitsen zonder extra switches en routers te kopen.
  •  Je deelt je apparaten op je netwerk in op basis van virtuele instellingen. 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Poortgebaseerde VLANs
  • Dit type VLAN wijst een logisch netwerk toe aan een specifieke poort op een switch. 
  • Apparaten die op die poort zijn aangesloten, worden vervolgens overgebracht naar het toegewezen VLAN.

Slide 12 - Tekstslide

Virtual Local Area Network

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Trunking en trunk port
Functie: Trunking is een techniek die wordt gebruikt om meerdere VLANs over één enkele netwerkverbinding te vervoeren.

  • Efficiëntie: Minder kabels nodig, wat kosten en ruimte bespaart.
  • Flexibiliteit: Makkelijker om nieuwe VLANs toe te voegen zonder extra bekabeling.
Trunk = slurf (alles gaat door heen)

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een subnet en een VLAN?

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide


Wat is een VLAN?
A
Een type router
B
Een virtueel netwerk binnen een fysiek netwerk
C
Een soort firewall
D
Een draadloos netwerk

Slide 20 - Quizvraag


Wat doet een VLAN?
A
Verdeelt een fysiek netwerk in virtuele netwerken
B
Verhoogt de snelheid van het internet
C
Verlaagt de kosten van netwerkapparatuur
D
Verbindt computers met internet

Slide 21 - Quizvraag

Welke apparaten kunnen in een VLAN worden geplaatst?
A
Alleen computers
B
Alleen printers
C
Alleen switches
D
Computers, printers en andere netwerkapparaten

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een belangrijk voordeel van het gebruik van VLANs?
A
Verhoogde netwerkvertraging
B
Verbeterde netwerkbeveiliging
C
Grotere fysieke afstand tussen apparaten
D
Lagere kosten voor netwerkapparatuur

Slide 23 - Quizvraag

Hoe worden VLANs geïdentificeerd binnen een netwerk?
A
Door IP-adressen
B
Door MAC-adressen
C
Door VLAN-ID's
D
Door subnetmaskers

Slide 24 - Quizvraag

Welke van de volgende apparaten kan VLANs ondersteunen?
A
Alleen switches
B
Alleen hubs
C
Routers en switches
D
Alleen routers

Slide 25 - Quizvraag

Hoe kan een VLAN de netwerkprestaties verbeteren?
A
Door broadcast-domeinen te verkleinen
B
Door de bandbreedte te verminderen
C
Door de latency te verhogen
D
Door de netwerkbeveiliging te verlagen

Slide 26 - Quizvraag

Wat is een belangrijk voordeel van trunking in een netwerk met VLANs?
A
Verhoogde beveiliging
B
Verminderd kabelgebruik
C
Snellere internetverbinding
D
Betere draadloze dekking

Slide 27 - Quizvraag

Wat hebben we vandaag geleerd?

Slide 28 - Tekstslide

 Werkboek Netwerken
Hoofdstuk 4: Opdracht 1 & 2

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide