Examen Nederlands - taal en stijlmiddelen

Taal en stijlmiddelen
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

Taal en stijlmiddelen

Slide 1 - Tekstslide

Drogredenen

Slide 2 - Tekstslide

Welke 12 drogredenen
zijn er?

Slide 3 - Woordweb

Onjuist gebruik van argumentatieschema

  1. onjuist beroep op oorzaak- en gevolg
  2. onjuist beroep op kenmerk of eigenschap
  3. overdrijving
  4. vals dilemma
  5. overhaaste generalisatie
  6. verkeerde vergelijking
  7. onjuist beroep op autoriteit
Overtreding van discussieregel

  1. persoonlijke aanval
  2. ontduiken van de bewijslast
  3. cirkelredenering
  4. vertekenen van een standpunt
  5. bespelen van publiek

Slide 4 - Tekstslide


‘Groningers zijn zuinig.’
A
onjuist beroep op autoriteit
B
overhaaste generalisatie
C
ontduiken van de bewijslast
D
cirkelredenering

Slide 5 - Quizvraag

'Ik weet zeker dat het zo is! De professor zei het zelf.'


A
vals dilemma
B
vertekenen van het standpunt
C
onjuist beroep op autoriteit
D
ontduiken van de bewijslast

Slide 6 - Quizvraag

'Dat rapport is geschreven door Jansen van de Shell.' 'Is dat niet die man die onlangs in het nieuws kwam wegens belastingontduiking?'
A
ontduiken bewijslast
B
persoonlijke aanval
C
bespelen van het publiek
D
vals dilemma

Slide 7 - Quizvraag

'Ik vind dat medisch specialisten te veel verdienen.' 'Dus je bent het met me eens dat hun tarieven drastisch omlaag moeten!'
A
onjuist beroep op autoriteit
B
overhaaste generalisatie
C
onjuist beroep op kenmerk
D
vertekenen van een standpunt

Slide 8 - Quizvraag

Of je voedt kinderen streng op met het gevolg dat ze gefrustreerd raken, of je laat ze vrij met het gevolg dat ze volledig ontsporen.
A
vals dilemma
B
overdrijven van voor- of nadelen
C
onjuist beroep op oorzaak en gevolg
D
bespelen van het publiek

Slide 9 - Quizvraag


Dit kabinet heeft zijn langste tijd gehad. Dat zal iedereen met mij eens zijn.
A
cirkelredenering
B
bespelen van het publiek
C
ontduiken van de bewijslast
D
onjuist beroep op autoriteit

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Video

Wat is een nuancering?

Slide 12 - Woordweb

Wat is een relativering?

Slide 13 - Woordweb

Slide 14 - Video

Leg het verschil tussen 'aanleiding' en 'constatering' uit in eigen woorden. Geef daarbij een voorbeeld.

Slide 15 - Open vraag

Wat is een bezwaar?

Slide 16 - Woordweb

Een argumentatie is niet aanvaardbaar als de argumenten
A
onderling consistent zijn
B
op zichzelf relevant en aanvaardbaar zijn
C
samen ontoereikend zijn
D
afkomstig zijn van een betrouwbare bron

Slide 17 - Quizvraag

Stijlmiddelen

Slide 18 - Tekstslide

Op 4 en 5 mei hadden we beter gratis poffertjes kunnen uitdelen; dat had evenveel geholpen als die prachtige toespraken van de afgelopen 70 jaar.
A
ironie
B
sarcasme
C
eufemisme
D
understatement

Slide 19 - Quizvraag

De kroning van prins Charles zal wel een aardig duitje gekost hebben.
A
ironie
B
sarcasme
C
hyberbool
D
understatement

Slide 20 - Quizvraag

Bij de kroning van prins Charles keek de hele wereld toe.
A
ironie
B
eufemisme
C
hyperbool
D
understatement

Slide 21 - Quizvraag